Woordenschat 1.2

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Programma van vandaag:
Korte herhaling theorie Woordenschat 1.1

Theorie Woordenschat 1.2

Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat
2. Waarom is dit belangrijk? 

Slide 3 - Tekstslide

 HERHALING THEORIE
Soms begrijp je niet goed wat een woord betekent. Stop dan niet met lezen!

Lees de volgende tips om de betekenis van het woord te vinden in een tekst.


Slide 4 - Tekstslide

THEORIE
Tip 1
Zoek een woord in de tekst dat ongeveer hetzelfde betekent (een synoniem).

Tip 2
Zoek naar een omschrijving van het woord.


Slide 5 - Tekstslide

THEORIE
Tip 3
Zoek voorbeelden waaruit je de betekenis van het woord kunt afleiden.
Tip 4
Kijk of het tegengestelde van het woord in de tekst staat (een tegenstelling).




Slide 6 - Tekstslide

THEORIE

Tip 5
Een afbeelding bij de tekst 
helpt om de betekenis te vinden.

Slide 7 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 8 - Tekstslide

Noem een synoniem voor: drinken

Slide 9 - Woordweb

Wat is het tegenovergestelde van:

VRIEZEN
A
BEVROREN
B
DOOIEN
C
GRONINGERS
D
VERWARMEN

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van:

BOL
A
BOOS
B
STRAK
C
HOL
D
TULPEN

Slide 11 - Quizvraag



Woordenschat 


1.2 Betekenis afleiden uit het woord

Slide 12 - Tekstslide



Doel


Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit het woord zelf

Slide 13 - Tekstslide

THEORIE

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een deel van het woord?
Herken je voor- en/of achtervoegsels bij het woord?
Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?

Slide 14 - Tekstslide

THEORIE
Ik herken een deel van het onbekende woord:
voorrangsregel
Als je voorrang hebt, mag je iets doen voordat anderen het mogen.
Een regel vertelt je wat wel en niet mag.
Dus:
Een voorrangsregel geeft aan wanneer je voor mag gaan.


Slide 15 - Tekstslide

THEORIE
Ik herken een voor- en/of achtervoegsel van het onbekende woord:

heractiveren
Activeren is iets actief maken.
Her- betekent opnieuw.
Dus:
Heractiveren betekent dat je iets opnieuw actief maakt.


Slide 16 - Tekstslide

THEORIE
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik wel ken:


circuleren:
In ‘circuleren’ kun je het woord ‘cirkel’ herkennen.
Cirkel is een ander woord voor ‘rondje.
Dus:
Circuleren betekent dus ‘rondgaan’ of ‘de ronde doen’.


Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 19 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 20 - Tekstslide

Nu Suze vijf jaar in Spanje woont, spreekt ze eindelijk accentloos Spaans.

- accentloos -
A
met een accent
B
zonder accent

Slide 21 - Quizvraag

Met vrijwilligerswerk kun je een betekenisvolle bijdrage leveren aan onze samenleving.

- betekenisvolle -
A
met weinig betekenis
B
veel betekenis

Slide 22 - Quizvraag

Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogen die daarna kwamen.
- herdenken -
A
opnieuw aan iets of iemand denken
B
niet meer aan iets of iemand denken

Slide 23 - Quizvraag

De snelle temperatuurwisselingen van de afgelopen maanden zijn ongunstig voor de mens en de natuur.
- ongunstig -
A
heel goed
B
niet goed

Slide 24 - Quizvraag

Pas drie uur na het ongeval was de weg weer begaanbaar.

- begaanbaar -
A
je kunt eroverheen lopen of rijden
B
je durft er niet op te lopen of te rijden

Slide 25 - Quizvraag


Huiswerk:


Maken opdrachten 1 tot en met 5

Slide 26 - Tekstslide


Huiswerk:

WOORDENSCHAT HOOFDSTUK 1: Maken opdrachten 1 t/m 5

NEEM VOLGENDE LES WEER JE LEESBOEK MEE!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide


1. VOND JE DE LES VAN VANDAAG NUTTIG?
2. NOEM EEN TIP EN/OF EEN TOP.
FEEDBACK - LES 1

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Uitslag: 
6 fout of meer: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 

Slide 32 - Tekstslide