Woordenschat 1.2 2024-2025

Agenda
  • Korte herhaling theorie Woordenschat 1.1
  • Theorie Woordenschat 1.2
  • Opdrachten maken
  • Terugblikken en vooruitzien
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Agenda
  • Korte herhaling theorie Woordenschat 1.1
  • Theorie Woordenschat 1.2
  • Opdrachten maken
  • Terugblikken en vooruitzien

Slide 1 - Tekstslide

 HERHALING THEORIE
Soms begrijp je niet goed wat een woord betekent. Stop dan niet met lezen!

Lees de volgende tips om de betekenis van het woord te vinden in een tekst.


Slide 2 - Tekstslide

THEORIE
Tip 1
Zoek een woord in de tekst dat ongeveer hetzelfde betekent (een synoniem).

Tip 2
Zoek naar een omschrijving van het woord.


Slide 3 - Tekstslide

THEORIE
Tip 3
Zoek voorbeelden waaruit je de betekenis van het woord kunt afleiden.
Tip 4
Kijk of het tegengestelde van het woord in de tekst staat (een tegenstelling).




Slide 4 - Tekstslide

THEORIE

Tip 5
Een afbeelding bij de tekst 
helpt om de betekenis te vinden.

Slide 5 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 6 - Tekstslide

Noem een synoniem voor
monteren

Slide 7 - Woordweb

Domotica is de elektrische manier van communiceren tussen verschillende installaties en apparaten in huis, op de werkplek of ergens anders. Dit kunnen installaties zijn zoals verlichting en verwarming, maar ook beveiligingssystemen, zoals een alarmsysteem, of apparaten, bijvoorbeeld de televisie of de wasmachine.

A
Voorbeelden van apparaten zijn verlichting en verwarming.
B
Voorbeelden van installaties zijn een televisie en de wasmachine
C
Voorbeelden van installaties zijn verlichting en verwarming.

Slide 8 - Quizvraag

Lees de tekst en vind de synoniem
Domotica is de elektrische manier van communiceren tussen verschillende installaties en apparaten in huis, op de werkplek of ergens anders. Dit kunnen installaties zijn zoals verlichting en verwarming, maar ook beveiligingssystemen, zoals een alarmsysteem, of apparaten, bijvoorbeeld de televisie of de wasmachine.
Deze moderne vorm van gebouwentechniek zorgt ervoor dat installaties en apparaten aan elkaar gekoppeld worden als één geheel. Op die manier werken ze niet meer afzonderlijk, maar kunnen ze centraal en overzichtelijk bestuurd worden.

Slide 9 - Tekstslide

Domotica is de elektrische manier van communiceren tussen verschillende installaties en apparaten in huis, op de werkplek of ergens anders. Dit kunnen installaties zijn zoals verlichting en verwarming, maar ook beveiligingssystemen, zoals een alarmsysteem, of apparaten, bijvoorbeeld de televisie of de wasmachine.
Deze moderne vorm van gebouwentechniek zorgt ervoor dat installaties en apparaten aan elkaar gekoppeld worden als één geheel. Op die manier werken ze niet meer afzonderlijk, maar kunnen ze centraal en overzichtelijk bestuurd worden.

Wat is een synoniem voor domotica?
A
communiceren
B
gebouwentechniek
C
installaties

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van:

'afzonderlijk'
A
centraal
B
bestuurd worden
C
gekoppeld worden

Slide 11 - Quizvraag

De besturing van een domoticasysteem gebeurt flexibel, namelijk op ieder tijdstip en op elke plek. Installaties en apparaten kunnen automatisch ingesteld worden, maar de instellingen kunnen ook weer gemakkelijk op afstand aangepast worden via een smartphone. Op die manier kun je heel eenvoudig alle zaken beheren die op het domoticasysteem aangesloten zitten. Domotica is ook goed toepasbaar in bedrijven of instellingen. Het systeem kan ervoor zorgen dat communicatie, zorg, ontspanning en andere zaken gemakkelijker worden. Hierdoor wordt het leven van de bewoners of de werknemers in het pand een stuk minder gecompliceerd.

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent ongeveer hetzelfde als minder gecompliceerd?
A
goed toepasbaar
B
gemakkelijker

Slide 13 - Quizvraag



Woordenschat 


1.2 Betekenis afleiden uit het woord

Slide 14 - Tekstslide



Doel


Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit het woord zelf

Slide 15 - Tekstslide

THEORIE

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een deel van het woord?
Herken je voor- en/of achtervoegsels bij het woord?
Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?

Slide 16 - Tekstslide

THEORIE
Ik herken een deel van het onbekende woord:
voorrangsregel
Als je voorrang hebt, mag je iets doen voordat anderen het mogen.
Een regel vertelt je wat wel en niet mag.
Dus:
Een voorrangsregel geeft aan wanneer je voor mag gaan.


Slide 17 - Tekstslide

THEORIE
Ik herken een voor- en/of achtervoegsel van het onbekende woord:

heractiveren
Activeren is iets actief maken.
Her- betekent opnieuw.
Dus:
Heractiveren betekent dat je iets opnieuw actief maakt.


Slide 18 - Tekstslide

THEORIE
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik wel ken:


circuleren:
In ‘circuleren’ kun je het woord ‘cirkel’ herkennen.
Cirkel is een ander woord voor ‘rondje.
Dus:
Circuleren betekent dus ‘rondgaan’ of ‘de ronde doen’.


Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 21 - Tekstslide

Nu Suze vijf jaar in Spanje woont, spreekt ze eindelijk accentloos Spaans.

- accentloos -
A
met een accent
B
zonder accent

Slide 22 - Quizvraag

Met vrijwilligerswerk kun je een betekenisvolle bijdrage leveren aan onze samenleving.

- betekenisvolle -
A
met weinig betekenis
B
van veel betekenis

Slide 23 - Quizvraag

Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogen die daarna kwamen.
- herdenken -
A
opnieuw aan iets of iemand denken
B
niet meer aan iets of iemand denken

Slide 24 - Quizvraag

De snelle temperatuurwisselingen van de afgelopen maanden zijn ongunstig voor de mens en de natuur.
- ongunstig -
A
heel goed
B
niet goed

Slide 25 - Quizvraag

Pas drie uur na het ongeval was de weg weer begaanbaar.

- begaanbaar -
A
je kunt eroverheen lopen of rijden
B
je durft er niet op te lopen of te rijden

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag:

Maken opdrachten 1 tot en met 5

Slide 27 - Tekstslide

Nog niet klaar?

Huiswerk:

Maken opdrachten 1 tot en met 5

Slide 28 - Tekstslide

Uitslag: 
6 fout of meer: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 

Slide 29 - Tekstslide