In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 1 min
Onderdelen in deze les
Begrippenlijst Mens en Zorg
Slide 1 - Tekstslide
incontinetieverband
Slide 2 - Woordweb
De fysiotherapeut is
A
nuldelijn zorg
B
eerstelijn zorg
C
tweedelijn zorg
D
derdelijn zorg
Slide 3 - Quizvraag
Mijn tante verzorgt elke ochtend mijn moeder. Dit is mantelzorg.
A
dit is nuldelijn zorg
B
dit is eerstelijn zorg
C
dit is tweedelijn zorg
D
dit is derdelijn zorg
Slide 4 - Quizvraag
Mijn zoon moet voor onderzoek naar het ziekhuis, ik wordt doorverwezen door de huisarts
A
het ziekenhuis is nuldelijn zorg
B
het ziekenhuis is eerstelijn zorg
C
het ziekenhuis is tweedelijn zorg
D
het ziekehuis is derdelijnzorg
Slide 5 - Quizvraag
Bij welke lijnzorg hoort deze chirurg? En waarom
Slide 6 - Open vraag
Als een patient niet langer voor zichzelf kan zorgen heeft hij
A
intensieve zorg nodig
B
extramurale zorg nodig
C
intramurale zorg nodig
D
ambulante zorg nodig
Slide 7 - Quizvraag
Amber heeft last van waanbeelden. Zij heeft een begeleider die haar twee keer in de week bezoekt en opweg helpt met bepaalde zaken in haar leven. Welke vorm van zorg is dit?
A
intensieve zorg
B
extramurale zorg
C
ambulante zorg
D
verpleging
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen mantelzorg en professionele zorg?
Slide 9 - Open vraag
Hoort een patient aankleden en steunkousen aandoen bij verplegen of verzorgen? Motiveer je antwoord.
Slide 10 - Open vraag
Een patient een injectie geven hoort bij
A
verzorgende handeling
B
mantelzorg
C
nuldelijn zorg
D
verplegende handeling
Slide 11 - Quizvraag
Het bijhouden van informatie over een patient heet een rapportage. Dit wordt bij gehouden in een EPD. Waar staat dit voor?
A
Ecogische pandemie drama
B
Een patienten dossier
C
Electronische patienten dossier
D
Een pandemie dossier
Slide 12 - Quizvraag
Wat voor mensen wonen in een verpleeghuis?
A
Mensen die verpleegd worden na een operatie
B
Mensen die geopereerd moeten worden
C
Mensen die niet graag alleen wonen.
D
Mensen die niet lnger op zichzelf kunnen wonen
Slide 13 - Quizvraag
Geef twee redenen waarom iemand thuiszorg nodig kan hebben
Slide 14 - Open vraag
Noem een belangrijk verschil tussen thuiszorg en een instelling voor mensen met een psychiatrische stoornis
Slide 15 - Open vraag
Stelling I Mensen met een zeer ernstige ziekte of aandoening, bijvoorbeeld dementie, verblijven meestal op een speciale afdeling.
Stelling II In een verpleeg- en verzorgingshuis is 24 uur per dag een verzorgende en/of een verpleegkundige aanwezig.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist.
Slide 16 - Quizvraag
In welke sector valt een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking?
A
gehandicaptenzorg
B
psychiatrie.
C
thuiszorg.
D
verpleging en verzorging.
Slide 17 - Quizvraag
Bij mensen met dementie kan het gedrag of karakter veranderen
waar
niet waar
Slide 18 - Poll
Je gaat een groep cliënten leren om een socialmedia-pagina te maken. Een cliënt is visueel zeer beperkt. Met welke aanpassing kan ook deze cliënt meedoen?
A
Met een extra scherm waar op jij en de cliënt kunnen communiceren.
B
Met een braille-toetsenbord
C
Met een stappenplan met korte zinnen en foto’s.
D
Met een doventolk.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is vraaggericht werken?
A
álles doen wat de zorgvrager van je vraagt.
B
de behoeften en de wensen van de zorgvrager steeds centraal stellen
C
de wensen en behoeften van de zorgvrager naast je neerleggen.
D
zelf bepalen wat het beste voor de zorgvrager is
Slide 20 - Quizvraag
Noem drie manieren waarop je laat blijken dat je de zorgvrager respectvol bejegent.