2H + 2VH weektaak 42 Taalverzorging

Weektaak 42
Lieve leerlingen,
Zoals ik in de klas al aangekondigd heb, vermeld ik in deze weektaak het huiswerk voor volgende week en de planning voor de komende tijd. De lesstof wordt nog een keer uitgelegd. We hebben het proefwerk Leesvaardigheid verplaatst naar donderdag 15 oktober. Jullie hebben nu dus extra tijd om dit proefwerk goed voor te bereiden.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Weektaak 42
Lieve leerlingen,
Zoals ik in de klas al aangekondigd heb, vermeld ik in deze weektaak het huiswerk voor volgende week en de planning voor de komende tijd. De lesstof wordt nog een keer uitgelegd. We hebben het proefwerk Leesvaardigheid verplaatst naar donderdag 15 oktober. Jullie hebben nu dus extra tijd om dit proefwerk goed voor te bereiden.

Slide 1 - Tekstslide

Let op !
Voor de leerlingen die ziek thuis zijn, is deze LessonUp  extra belangrijk, omdat ze dan weten wat we de afgelopen week besproken hebben. Ik ga ervan uit dat iedereen het huiswerk maakt. Het staat ook in Magister vermeld en de leerlingen, die op school waren, hebben het ook in hun agenda gezet.

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Voor woensdag 14 oktober maak je van hoofdstuk 12, Taalverzorging, opdracht 1 t/m 12 op bladzijde 50 t/m 53.
Het is echt de bedoeling dat je álle opdrachten maakt, ook de opdrachten die wat meer tijd vragen. Laat zien dat je zelfstandig kunt werken. De meeste lesstof is herhaling van vorig jaar.

Slide 3 - Tekstslide

Wat leer je ?

  • Regels voor het schrijven van het meervoud van zelfstandige naamwoorden.
  • Bijvoeglijke naamwoorden met de juiste vorm.
  • Je kunt uitleggen waarom een bepaalde meervoudsvorm gebruikt wordt.
  • Je kunt uitleggen wat de regels zijn voor de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Meervoudsvormen
In hoofdstuk 12 leer je drie verschillende vormen van het meervoud, namelijk:
  1. meervoud op -en, -n en -'n
  2. meervoud op -s en -'s
  3. bijzonder meervoud

Slide 5 - Tekstslide

Bijzondere meervoudsvormen
1. beide vormen -en én -s goed : keuzen/keuzes
2. woorden op -ie : melodieën, oliën (maar actie - acties)
3. woorden op -ee : ideeën
4. klinkerverandering : stad - steden
5. meervoud eindigt op -eren : ei - eieren
6. onregelmatige vorm : vlo - vlooien

Slide 6 - Tekstslide

Leenwoorden 
Naast de bovengenoemde zes meervoudsvormen hebben we ook nog leenwoorden, namelijk uit het Italiaans en uit het Latijn.

 Deze hebben vaak twee meervoudsvormen, de oorspronkelijke en  de vernederlandste vorm : saldo   : saldi / saldo's
                                                                datum : data / datums
                                                                 basis   : bases / basissen

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Als het bijvoeglijk naamwoord  achter het zelfstandig naamwoord staat, gebruik je de onverbogen vorm, dus zonder 
-e : mijn nieuwe jasje is rood. Maar : het rode jasje !
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je mét -en of juist niet als ze uit het Engels komen: een zilveren bruiloft, een nylon jasje.

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid en onvoltooid deelwoord als
 bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je zo kort mogelijk. Dat moet natuurlijk wel kunnen, want wanneer het nodig is voor een goede uitspraak verdubbel je de klinker wél, zoals : de beschutte tuin. Maar het is : de verbrede weg, terwijl het voltooid deelwoord verbreed is. Een slaande deur komt van het onvoltooid deelwoord slaand.

Slide 9 - Tekstslide

Trappen van vergelijking 1V

Slide 10 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
De vergrotende trap krijgt r of er en de overtreffende trap krijgt st of ste. De spelling kan veranderen, zoals bij 
creatief - creatiever en chic - chiquer. Als de stellende trap op
-r eindigt, komt er der bij : raar - raarder. Sommige woorden krijgen in de overtreffende trap het woordje meest erbij. Leer het overzicht op bladzijde 52 van je boek. 

Slide 12 - Tekstslide

Onregelmatig !
veel - meer - meest
weinig - minder - minst

Slide 13 - Tekstslide

ALS     en      DAN
Bekijk het volgende filmpje over ALS en DAN heel goed en zorg dat je deze woorden op de juiste manier kunt gebruiken. 
DAN gebruik je bij de vergrotende trap. 
Maak ook de quizvragen hierna.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Dus de regel is...
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo, bijvoorbeeld: 
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er verschil is), bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: gek

Slide 20 - Open vraag

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Oefenen !
Op de volgende site kun je nog eens oefenen.
Doe je best !

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

S U C C E S
Maak de opdrachten zorgvuldig en schrijf duidelijk, zodat je zelf kunt lezen wat je opgeschreven hebt als we het huiswerk bespreken. Maak opdracht 12 serieus. Ik ben heel benieuwd wat jullie verzinnen.
Als je niet op school bent volgende week, kun je je huiswerk naar mij mailen. Doe dit wel via Magister. Ik kijk je huiswerk dan voor je na. 

Slide 24 - Tekstslide

L E Z E N  !
Zorg ervoor dat je in de herfstvakantie je eerste boek uitleest. Je hebt dan in week 44 een nieuw boek bij je. We gaan binnenkort een SO maken over deze twee door jou gelezen boeken, dus zorg ervoor dat je elke dag écht leest. 

Slide 25 - Tekstslide