1mh3 meervouden 16 juni 2023

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
5 minuten starten
10 minuten meervouden - herhaling
10 minuten meervouden oefenen
10 minuten samen nakijken
5 minuten afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les 


... heb je geoefend met drie vormen van het meervoud
... heb je geoefend met trappen van vergelijking


Slide 3 - Tekstslide

Vertel de leerlingen wat ze aan het eind van de les zullen hebben geleerd.
timer
1:00
Weet je het nog? Welke vormen van het meervoud zijn er in het Nederlands?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je ?

  • Regels voor het schrijven van het meervoud van zelfstandige naamwoorden.
  • Bijvoeglijke naamwoorden met de juiste vorm en de trappen van vergelijking.
  • Je krijgt dit op de SO Taalverzorging op 26 september

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudsvormen
  1.  -en, -n 
  2.  -s, -'s
  3. bijzonder meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van 'vogel'?
A
vogels
B
vogelens
C
vogenes
D
vogelen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van 'aardappel'?
A
aardappelen
B
aardappels

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van 'datum'?
A
data
B
datums

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijzondere meervoudsvormen
1. beide vormen -en én -s goed : aardappelen/aardappels
2. woorden op -ie : melodieën, oliën (maar actie - acties)
3. woorden op -ee : ideeën
4. klinkerverandering : stad - steden
5. meervoud eindigt op -eren : ei - eieren
6. onregelmatige vorm : vlo - vlooien

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leenwoorden 
Naast de bovengenoemde zes meervoudsvormen hebben we ook nog leenwoorden, namelijk uit het Italiaans en uit het Latijn.

 Deze hebben vaak twee meervoudsvormen, de oorspronkelijke en  de vernederlandste vorm :  saldo   : saldi / saldo's
                                                                 datum : data / datums
                                                                 basis   : bases / basissen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuw onderwerp
Spelling van bijvoegelijk naamwoord

Laten we beginnen!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Wat: oefenen met meervouden
Hoe: maak oefening 6 en 7 op blz. 52
Hulp: lees de theorie van hoofdstuk 12
Eerst proberen, na 5 minuten loopt de docent door de klas
Tijd: 10 minuten
Klaar: maak oefening 8 op blz. 52

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord
Als het bijvoeglijk naamwoord  achter het zelfstandig naamwoord staat, gebruik je de onverbogen vorm, dus zonder 
-e : mijn nieuwe jasje is rood. Maar : het rode jasje !
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je mét -en of juist niet als ze uit het Engels komen: een zilveren bruiloft, een nylon jasje.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen maar (extra)
  1. Maak opdracht 2,3 en 4 op blz. 55 van je boek
  2. Je doe dit alleen
  3. Als je iets niet weet kijk je in je aantekeningen of sla je de vraag even over

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord als
 bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, schrijf je zo kort mogelijk. Dat moet natuurlijk wel kunnen, want wanneer het nodig is voor een goede uitspraak verdubbel je de klinker wél, zoals : de beschutte tuin. Maar het is : de verbrede weg, terwijl het voltooid deelwoord verbreed is. Het vergrote scherm (niet vergrootte: dat is de verleden tijd van vergroten).

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking 1V

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trappen van vergelijking
De vergrotende trap krijgt r of er en de overtreffende trap krijgt st of ste. De spelling kan veranderen, zoals bij 
creatief - creatiever en chic - chiquer. Als de stellende trap op
-r eindigt, komt er der  bij : raar - raarder. Sommige woorden krijgen in de overtreffende trap het woordje meest erbij. Leer het overzicht op bladzijde 56 van je boek. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onregelmatig !
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
goed - beter - best
graag - liever - liefst

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak opgave 2 t/m 4 en opgave 7 + 8 op blz. 56 en 57 van je boek

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ALS     en      DAN
Bekijk het volgende filmpje over ALS en DAN heel goed en zorg dat je deze woorden op de juiste manier kunt gebruiken. 
DAN gebruik je bij de vergrotende trap. 
Maak ook de quizvragen hierna.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dus de regel is...
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo, bijvoorbeeld: 
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er verschil is), bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de trappen van vergelijking op van: gek

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen (1)
Aaneengeschreven samenstellingen kunnen bestaan uit combinaties van zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden.
Ook samenstellingen van Engelse leenwoorden worden aaneengeschreven.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen (2)
In sommige samenstellingen komt er een -s als tussenklank tussen de aaneengeschreven woorden. Die hoor je niet altijd.
Je kunt ook andere tussenklanken hebben, namelijk
-en, -e en -er.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontdek de fout !
In de volgende voorbeelden staan foutjes. Weet jij welke ?
Kijk ook naar de dia met de voorbeelden van samengestelde woorden en de filmpjes, waarin alles nog een keer wordt uitgelegd.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Hier zijn er twee!

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Link

Deze slide heeft geen instructies

CambiumNed
De vorige dia geeft je de mogelijkheid om extra oefeningen te doen. Er staan ook meerdere filmpjes op, maar ik raad je aan voorlopig alleen de filmpjes te bekijken die over deze weektaak gaan. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SUCCES !
Ik wens jullie succes met deze weektaak. Doe je best en maak álle opdrachten, ook als je het moeilijk vindt. Gewoon proberen, want fouten maken mag. Na de vakamtie kijken we met elkaar in de klas het huiswerk na.
                                                               PRETTIGE VAKANTIE

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies