Geld 3 vmbo

- De leerling kan vertellen wat geld is.
- De leerling weet het verschil tussen directe en indirecte ruil.
- De leerling kan aangeven wat chartaal en giraal geld is.
- De leerling kan de functies van geld noemen.
- De leerling kan een banksaldo berekenen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

- De leerling kan vertellen wat geld is.
- De leerling weet het verschil tussen directe en indirecte ruil.
- De leerling kan aangeven wat chartaal en giraal geld is.
- De leerling kan de functies van geld noemen.
- De leerling kan een banksaldo berekenen.

Slide 1 - Tekstslide

De leerling kan vertellen:
- wat geld is
- welke soorten ruil er zijn
- welke soorten geld er zijn
- welke functies geld heeft
- hoe je het saldo op een bankrekening kunt berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Twee soorten ruil
Directe ruil

Slide 3 - Tekstslide

Twee soorten ruil
Indirecte ruil

Slide 4 - Tekstslide

Geld is een algemeen aanvaard betaalmiddel. 

Slide 5 - Tekstslide

Soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld

Slide 6 - Tekstslide

Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 7 - Tekstslide

Welke persoon gebruik geld als spaarmiddel
A
Lawe koopt appels op de markt
B
Kali houdt wat geld achter de hand voor tegenvallers
C
Tupi huurt een lamborghini voor een dag
D
Stafu vergelijkt Apple en Samsung telefoons

Slide 8 - Quizvraag

banksaldo berekenen
oud saldo + ontvangsten - uitgaven = nieuw saldo

Slide 9 - Tekstslide

Je spreekt altijd van een debetsaldo of een creditsaldo. Bij welke spreek je van een schuld?
A
Debet
B
Credit
C
Allebei niet
D
Allebei wel

Slide 10 - Quizvraag

Op een bankrekening staat een bedrag van € 50.
In de komende week wordt salaris ontvangen ad € 2.100.
Verder vinden deze week de volgende uitgaven plaats:
huur € 800, verzekeringen € 150, boodschappen € 100 en voorschot gas, water en licht € 190.
Bereken het nieuwe saldo dat op het einde van deze week op de bankrekening staat.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
munten en bankbiljetten
C
bankbiljetten

Slide 12 - Quizvraag

Giraal geld is
A
geld op een bankrekening
B
geld op je pinpas
C
geld op een spaarrekening

Slide 13 - Quizvraag

Indirecte ruil is
A
ruilen van goederen tegen goederen
B
ruilen van goederen tegen geld

Slide 14 - Quizvraag

Als je prijzen met elkaar vergelijkt wordt geld gebruikt als
A
betaalmiddel
B
ruilmiddel
C
rekenmiddel
D
spaarmiddel

Slide 15 - Quizvraag

Een andere benaming voor ruilmiddel is
A
rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
betaalmiddel

Slide 16 - Quizvraag

Een negatief saldo op je bankrekening is een
A
creditsaldo
B
debetsaldo

Slide 17 - Quizvraag

Jij kiest nu de route
Wil je nog extra oefenen met debet -en creditsaldo's berekenen? Maak dan opdracht 6 en 9 van paragraaf 2.2

Als je deze berekening kunt dromen, ga je verder met deze Lesson Up.

Slide 18 - Tekstslide

Lees de blauwe leerblokjes op blz 54 en 55 voordat je verder gaat!
1. Lees de blauwe leerblokjes van paragraaf 2.3 (blz 54 en 55) in je boek voordat je verder gaat!
2. Maak nu opdracht 2 en 3 van paragraaf 2.3 (blz. 54)
3. Controleer zelf je antwoorden in het antwoordenboek (Google Classroom)
4. Roep jouw docent als je nog vragen hebt

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Begroting en budgetteren
Begroting
Overzicht van je verwachtte inkomsten en uitgaven
Budgetteren
Zorgen dat je inkomsten hoger zijn dan je uitgaven. Dit kan door: je inkomsten te verhogen, of je uitgaven te verminderen

Slide 21 - Tekstslide

Benzine tanken hoort bij de ....
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
vaste lasten
D
wekelijkse uitgaven

Slide 22 - Quizvraag

Abonnement van Spotify hoort bij de ....
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven

Slide 23 - Quizvraag

Lees de blauwe leerblokjes op blz 54 en 55 voordat je verder gaat!
1. Lees de blauwe leerblokjes van paragraaf 3.4 (blz 92 en 93) in je boek voordat je verder gaat!
2. Maak nu opdracht 4 en 6 van paragraaf 3.4 
3. Controleer zelf je antwoorden in het antwoordenboek (Google Classroom)
4. Roep jouw docent als je nog vragen hebt

Slide 24 - Tekstslide

Je bent klaar met de Lesson Up. Goed gedaan! Vraag aan je docent wat je nu kunt doen...

Slide 25 - Tekstslide