Etappe 6.2 Doelstellingen deel 1 (tijd en algemeen/ concreet) klaar

Ready?
timer
2:30
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begeleiden en LesgevenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Ready?
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Ervaringen LWP1?

Slide 2 - Tekstslide

Thema van vandaag:
1. Didactisch model
2. Beginsituatie
3. Doelstellingen
4. Planning en lesopbouw
5. Materialen en middelen
6. Organisatie
7. Bewegingsvormen
8. Didactische werkvormen
9. Presenteren
10. Leertheorieën
11. Evaluatie

Slide 3 - Tekstslide

Doelen voor deze les
  • Je weet wat een doelstelling is
  • Je kunt  doelstellingen indelen naar termijn
  • Je weet wat het verschil is tussen een algemeen doel en een   concreet doel.
  • Je kunt zelf een concreet doel formuleren.

Slide 4 - Tekstslide

Een korte herhaling

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werkt dit model ook alweer?
timer
5:00
Benoem in elk geval de blauwe, rechthoekige vlakken in je antwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijken
Komt het overeen met het andere tweetal?
Waarom wel/ niet?
timer
2:30

Slide 7 - Tekstslide

Wat hebben de beginsituatie en de doelstelling met elkaar te maken?

Slide 8 - Tekstslide

Doelstellingen

Slide 9 - Tekstslide

Wat houdt een doelstelling eigenlijk in?
Als je een bepaalde bedoeling hebt of jezelf een doel stelt, spreken we van een doelstelling. 
Ook met lesgeven hoor je een bedoeling te hebben. 
Je wilt iets bereiken met je les. 

Dus een doelstelling zorgt er voor dat je 
resultaten kunt bereiken.

Slide 10 - Tekstslide

De doelstelling heeft in het didactisch model te maken met:
de beginsituatie;
je kunt een beter doel maken als je de beginsituatie weet
de inhoud van de les;
je doelstelling bepaalt de inhoud van je les
de evaluatie;
evaluatie zorgt voor een nieuw, bijgesteld doel

Slide 11 - Tekstslide

Doelstellingen kun je maken op basis van tijd
Binnen onze te geven lessen hebben we vaak een korte termijn doelstelling. Je kunt het doel vaak binnen 1 les halen.
(lesdoel, lesdeeldoel, oefendoel)
Je doelstelling heeft altijd te maken met het aanleren of verbeteren van iets.
(aanleren van de schoolslag, verbeteren van het positiespel, aanleren van de lay-up, verbeteren van het samenspelen)

Slide 12 - Tekstslide

Doelstellingen op basis van tijd
Behalve korte termijn doelen hebben we ook nog :

  • middellange termijn doelstellingen (maanden tot een jaar)
  • lange termijn doelstellingen (een jaar of langer)                        

Slide 13 - Tekstslide

Simone
Simone geeft al vier jaar les bij turnvereniging Kunst en Lenigheid. 
Ze geeft les aan een groep kinderen van zes tot en met acht jaar (jeugdturnen). Aan de voorbereiding doet ze niet veel meer. Een doelstelling voor haar training formuleren vindt ze maar onzin. Ze weet echt wel welke richting het uit moet met die kinderen. 
Jeugdcoördinator Victoria is het hier niet mee eens.
Zij vindt dat je voor elke training doelen moet hebben, ook al geef je 25 jaar training. Haar standpunt is: zonder doelstelling geen goede training. Simone vindt dit sterk overdreven.

Slide 14 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen:
  1. Wat vind je ervan dat Simone na vier jaar geen doelstellingen meer voor haar training formuleert?
  2.  Formuleer jij voor elke les/training doelen?
  3. Wat vind je van de uitspraak van Victoria? Bedenk drie argumenten die voor haar uitspraak pleiten.
  4. Bedenk één of meerdere argumenten waarom Simone gelijk zou kunnen hebben.
  5. Wat zouden mogelijke doelen voor een les turnen voor jeugd van zes tot en met acht jaar kunnen zijn? Bedenk in elk geval 2 doelen.
timer
7:30

Slide 15 - Tekstslide

Pauze
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Dilemma dilemma

Met lesgeven heb je dus een doel; je wilt iets bereiken in de les. Maar wanneer heb je iets bereikt?

Als na een uur trainen iedereen van de groep de schoolslag beheerst, heb je dan iets bereikt? 

Ja, of nee en waarom wel/ niet?
timer
2:30

Slide 17 - Tekstslide

Beginsituatie - Doelstelling
Pas wanneer je weet wat de deelnemer nog niet kan, kun je vaststellen wat je hem wilt leren. Je stelt dus een doel. Bij het bereiken van doelstellingen gaat het dus om:
" van niet kunnen naar wel kunnen".

Bij een goed gegeven les betekent dit dat het begingedrag tijdens de les verandert in het eindgedrag wat jij wilt zien.   

Hoe kom ik er achter wat iemand nog niet kan?

Slide 18 - Tekstslide

Algemeen --> Concreet (wat)
Volleybaltechniek verbeteren --> 
De bovenhandse techniek bij volleybal kunnen uitvoeren

Een duurloop kunnen lopen --> 
Duurloop van 10km over een sterk wisselend parcours kunnen lopen

Slide 19 - Tekstslide

Groepsopdracht
Wat zijn de algemene doelen en wat zijn de concrete doelen?
Uitleg; per groepje leg je de kaartjes bij algemeen/ concreet neer. (Links algemeen - Rechts concreet)
Nadat iedereen dit heeft gedaan draaien we door en ga je het groepje voor je controleren. 1 persoon blijft zitten. Deze checkt of het klopt. De volgende ronde blijft iemand uit het nieuwe groepje zitten en de "controleur" gaat mee met het nieuwe groepje.

Slide 20 - Tekstslide

Benoem het verschil

Wat is nu precies het verschil tussen een algemeen doel en een concreet doel? 
Wat staat er vaak in een concreet doel?

Slide 21 - Tekstslide

Tijd om te vergelijken:
Schuif een plekje door en kijk of je medestudenten de algemene en concrete doelen volgens jullie goed hebben neergelegd.
timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

Doelstellingen
Tijd:                                                                                Algemeen
Korte termijn                                                             Concreet
Middellange termijn
Lange termijn

Slide 23 - Tekstslide

Welk cijfer geef jij jezelf met betrekking tot deze les doelstellingen?
010

Slide 24 - Poll

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Volgende keer
  • Doelstellingen deel 2:

    Motorische doelstellingen
    Cognitieve doelstellingen
    Sociaal-affectieve doelstellingen

Slide 26 - Tekstslide

Tot slot..
Kies per persoon zelf een sport en formuleer 
voor deze sport één CONCRETE korte termijn doelstelling.

Begin je zin met "Aan het eind van de les kunnen de deelnemers.... en zie ik dat ze....

Akkoord? Dan kun je gaan..

Slide 27 - Tekstslide