Herhaling hoofdstuk 2

Herhaling hoofdstuk 2
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Practicum bespreken
  • nakijken 7, 8 en 9
  • herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Maken opdracht opdracht 7, 8 en 9 (blz 62 en 63)

+ uitleg practicum volgende les

Slide 3 - Tekstslide

7
  • a. Volume = 70 mL ( = 70 cm3)
  •      massa = 68,4 - 12,2 = 56,2 g
  • b. 
  • c. Alcohol of terpentine

Slide 4 - Tekstslide

8

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

8
  • In cilinder B
  •  De dichtheid van slaolie is kleiner dan die van water. De slaolie zal dus drijven op water.

Slide 7 - Tekstslide

9
  • Stof a
  • De balans is in evenwicht. Beide blokjes hebben dus dezelfde massa. Blokje A heeft een kleiner volume dan blokje B. 1 cm3 van blokje A is dus blijkbaar zwaarder dan 1 cm3 van blokje B. Stof A heeft dus de grootste dichtheid. 

Slide 8 - Tekstslide

Les 2.1 Stoffen in huis

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 2.1 stoffen in huis
  • Je kunt vier stofeigenschappen noemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
  • Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
  • Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Stofeigenschappen
Stofeigenschappen: eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen. Bijvoorbeeld:
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Brandbaarheid

Slide 11 - Tekstslide

Stoffen en veiligheid
Opberging van stoffen
Mogelijke gevaren van een stof:
  • Als je de stof inademt
  • Als je de stof inslikt
  • Als je de stof op je kleren/huid of in je ogen krijgt
  • Wanneer stof met vuur in aanraking komt
  • Wanneer de stof met een andere stof mengt

Slide 12 - Tekstslide

Les 2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
  • Je kunt het verschil noemen tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren.

Slide 14 - Tekstslide

Mengsels en zuivere stoffen
  • Zuivere stof: wanneer de stof uit alleen maar uit dezelfde stof (deeltjes) bestaat.
  • Mengsel: een stof dat uit twee of meerdere stoffen (deeltjes) bestaat.

Slide 15 - Tekstslide


Oplossing
  • Oplossing: wanneer een stof oplost in een oplosmiddel (meestal water)
  • Een oplossing is altijd helder: je kan er doorheen kijken 
  • Een oplossing kan kleurloos of gekleurd zijn



Suspensie
  • Suspensie: kleine vaste stofjes die zweven in een vloeistof. 
  • Een mengel is troebel: ondoorzichtig, je kan er niet doorheen kijken. 
  • Een mengsel kan wit of gekleurd zijn.​


Mengsels

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Extraheren en filtreren
De geur en smaakstoffen uit de koffie halen noemen we extraheren.
  • Extraheren: scheiding op basis van oplosbaarheid.                            (letterlijk: eruit trekken)
  • Filtreren: scheiding op basis van deeltjesgrootte.

  • Gebruik: filter. Koffie stroomt makkelijk er doorheen, koffiedik/prut kan dat niet.
  • Filtraat: wat door de filter heen gaat. (koffie)
  • Residu: wat in het filter achterblijft (koffiedik)



Slide 18 - Tekstslide

Residu


Filtraat

Slide 19 - Tekstslide

Les 2.3 (1) Massa en volume

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
  • Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
  •  Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Massa
  • Je meet de massa in gram (g) of in kilogram (kg)
  • 1 kg = 1000 g

  • Met een weegschaal kun je de massa bepalen. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Volume
  • Je meet de volume in liter (L) of in milliliter (mL)
  • 1 L = 1000 mL

  • 1 L = 1 dm3
  • 1 mL = 1 cm3


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Herhaling massa en volume
Massa
  • In g of kg


Volume
  • In mL of L
  • In cm3 of dm3


Slide 27 - Tekstslide

Berekenen volume rechthoekige voorwerpen

  • Volume = lengte x breedte x hoogte
  • V = l ∙ b ∙ h

Slide 28 - Tekstslide

Stappenplan berekenen volume rechthoekige voorwerpen

  • 1) Meet de lengte van de verschillende zijden
  • 2) Gebruik de formule: V= l ∙ b ∙ h
  • 3) Afmetingen in cm ingevuld? --> volume in cm                              Afmetingen in m ingevuld? --> volume in m3

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 31 - Tekstslide

2.3 Massa en volume: onderdompelmethode

Slide 32 - Tekstslide

volume van andere voorwerpen
  • Het volume van onregelmatig gevormde voorwerpen kun je bepalen met de onderdompelmethode.
  • 1 mL = 1 cm3


Slide 33 - Tekstslide

Stappenplan onderdompelmethode
  1. Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
  2. Lees de stand van het water af: beginstand.
  3. Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken: helemaal onder water.
  4. Lees opnieuw de stand van het water af: eindstand.
  5. Reken uit: eindstand – beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.
  6.  Volume = volume eindstand – volume beginstand                                                                V = Ve – Vb

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld opdracht

Slide 36 - Tekstslide

Massa
  • In g of kg


Volume
  • In mL of L
  • In cm3 of dm3


Volume van rechthoekige voorwerpen
  • Opmeten
  • V= l ∙ b ∙ h


Volume van andere voorwerpen
  • Onderdompelmethode
  • V= Ve - Vb


Slide 37 - Tekstslide

Les 2.4 (1) Dichtheid

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
  • Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is.
  • Je kunt uitleggen waarom dichtheid een stofeigenschap is.
  • Je kunt aan de hand van de dichtheid van stoffen uitleggen of een stof zinkt, zweeft of drijft.

Slide 39 - Tekstslide

Massa
  • In g of kg


Volume
  • In mL of L
  • In cm3 of dm3


Volume van rechthoekige voorwerpen
  • Opmeten
  • V= l ∙ b ∙ h


Volume van andere voorwerpen
  • Onderdompelmethode
  • V= Ve - Vb


Slide 40 - Tekstslide

Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3

Slide 41 - Tekstslide

Dichtheid
  • Dichtheid: het aantal gram (van een stof) per kubieke centimeter (g/cm3)

  • Dichtheid is een stofeigenschap: een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen.


Dus hoe zwaar één blokje van 1 cm3 weegt

Slide 42 - Tekstslide

Dichtheid

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Berekenen van de dichtheid

Dichtheid = massa : volume
ρ = m : V





Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 1
Een blokje heeft een massa van 210 g en een volume van 20 cm3. Bereken de dichtheid van dit bokje. 

Slide 47 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 1
Een blokje heeft een massa van 210 g en een volume van 20 cm3. Bereken de dichtheid van dit bokje. 

Slide 48 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 2
Een zwart geverfd blokje meet 4,0 bij 4,0 bij 4,0 cm en heeft een massa van 723 g. Ga met een berekening na van welk materiaal uit de tabel dit blokje gemaakt kan zijn.

Slide 49 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 2
Een zwart geverfd blokje meet 4,0 bij 4,0 bij 4,0 cm en heeft een massa van 723 g. Ga met een berekening na van welk materiaal uit de tabel dit blokje gemaakt kan zijn.


Slide 50 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 3
De massa van de sleutel is 26,88 g . Bereken van welke stof is de sleutel gemaakt. 

Slide 51 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 3

Slide 52 - Tekstslide