De dichtheid van slaolie is kleiner dan die van water. De slaolie zal dus drijven op water.
Slide 7 - Tekstslide
9
Stof a
De balans is in evenwicht. Beide blokjes hebben dus dezelfde massa. Blokje A heeft een kleiner volume dan blokje B. 1 cm3 van blokje A is dus blijkbaar zwaarder dan 1 cm3 van blokje B. Stof A heeft dus de grootste dichtheid.
Slide 8 - Tekstslide
Les 2.1 Stoffen in huis
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoelen 2.1 stoffen in huis
Je kunt vier stofeigenschappen noemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Stofeigenschappen
Stofeigenschappen: eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen. Bijvoorbeeld:
Geur
Kleur
Smaak
Brandbaarheid
Slide 11 - Tekstslide
Stoffen en veiligheid
Opberging van stoffen
Mogelijke gevaren van een stof:
Als je de stof inademt
Als je de stof inslikt
Als je de stof op je kleren/huid of in je ogen krijgt
Wanneer stof met vuur in aanraking komt
Wanneer de stof met een andere stof mengt
Slide 12 - Tekstslide
Les 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Je kunt het verschil noemen tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren.
Slide 14 - Tekstslide
Mengsels en zuivere stoffen
Zuivere stof: wanneer de stof uit alleen maar uit dezelfde stof (deeltjes) bestaat.
Mengsel: een stof dat uit twee of meerdere stoffen (deeltjes) bestaat.
Slide 15 - Tekstslide
Oplossing
Oplossing: wanneer een stof oplost in een oplosmiddel (meestal water)
Een oplossing is altijd helder: je kan er doorheen kijken
Een oplossing kan kleurloos of gekleurd zijn
Suspensie
Suspensie: kleine vaste stofjes die zweven in een vloeistof.
Een mengel is troebel: ondoorzichtig, je kan er niet doorheen kijken.
Een mengsel kan wit of gekleurd zijn.
Mengsels
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Extraheren en filtreren
De geur en smaakstoffen uit de koffie halen noemen we extraheren.
Extraheren: scheiding op basis van oplosbaarheid. (letterlijk: eruit trekken)
Filtreren: scheiding op basis van deeltjesgrootte.
Gebruik: filter. Koffie stroomt makkelijk er doorheen, koffiedik/prut kan dat niet.
Filtraat: wat door de filter heen gaat. (koffie)
Residu: wat in het filter achterblijft (koffiedik)
Slide 18 - Tekstslide
Residu
Filtraat
Slide 19 - Tekstslide
Les 2.3 (1) Massa en volume
Slide 20 - Tekstslide
Leerdoelen deze les
Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Massa
Je meet de massa in gram (g) of in kilogram (kg)
1 kg = 1000 g
Met een weegschaal kun je de massa bepalen.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Volume
Je meet de volume in liter (L) of in milliliter (mL)
3) Afmetingen in cm ingevuld? --> volume in cm3 Afmetingen in m ingevuld? --> volume in m3
Slide 29 - Tekstslide
Voorbeeld opdracht
Slide 30 - Tekstslide
Voorbeeld opdracht
Slide 31 - Tekstslide
2.3 Massa en volume: onderdompelmethode
Slide 32 - Tekstslide
volume van andere voorwerpen
Het volume van onregelmatig gevormde voorwerpen kun je bepalen met de onderdompelmethode.
1 mL = 1 cm3
Slide 33 - Tekstslide
Stappenplan onderdompelmethode
Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
Lees de stand van het water af: beginstand.
Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken: helemaal onder water.
Lees opnieuw de stand van het water af: eindstand.
Reken uit: eindstand – beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.
Volume = volume eindstand – volume beginstand V = Ve – Vb
Slide 34 - Tekstslide
Voorbeeld opdracht
Slide 35 - Tekstslide
Voorbeeld opdracht
Slide 36 - Tekstslide
Massa
In g of kg
Volume
In mL of L
In cm3 of dm3
Volume van rechthoekige voorwerpen
Opmeten
V= l ∙ b ∙ h
Volume van andere voorwerpen
Onderdompelmethode
V= Ve - Vb
Slide 37 - Tekstslide
Les 2.4 (1) Dichtheid
Slide 38 - Tekstslide
Leerdoelen deze les
Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is.
Je kunt uitleggen waarom dichtheid een stofeigenschap is.
Je kunt aan de hand van de dichtheid van stoffen uitleggen of een stof zinkt, zweeft of drijft.
Slide 39 - Tekstslide
Massa
In g of kg
Volume
In mL of L
In cm3 of dm3
Volume van rechthoekige voorwerpen
Opmeten
V= l ∙ b ∙ h
Volume van andere voorwerpen
Onderdompelmethode
V= Ve - Vb
Slide 40 - Tekstslide
Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3
Slide 41 - Tekstslide
Dichtheid
Dichtheid: het aantal gram (van een stof) per kubieke centimeter (g/cm3)
Dichtheid is een stofeigenschap: een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen.
Dus hoe zwaar één blokje van 1 cm3 weegt
Slide 42 - Tekstslide
Dichtheid
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Berekenen van de dichtheid
Dichtheid = massa : volume
ρ = m : V
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 1
Een blokje heeft een massa van 210 g en een volume van 20 cm3. Bereken de dichtheid van dit bokje.
Slide 47 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 1
Een blokje heeft een massa van 210 g en een volume van 20 cm3. Bereken de dichtheid van dit bokje.
Slide 48 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 2
Een zwart geverfd blokje meet 4,0 bij 4,0 bij 4,0 cm en heeft een massa van 723 g. Ga met een berekening na van welk materiaal uit de tabel dit blokje gemaakt kan zijn.
Slide 49 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 2
Een zwart geverfd blokje meet 4,0 bij 4,0 bij 4,0 cm en heeft een massa van 723 g. Ga met een berekening na van welk materiaal uit de tabel dit blokje gemaakt kan zijn.
Slide 50 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 3
De massa van de sleutel is 26,88 g . Bereken van welke stof is de sleutel gemaakt.