Lezen H4

Hoofdstuk 4 - Lezen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 - Lezen

Slide 1 - Tekstslide

In dit hoofdstuk leer je over:
  • De leesstrategie 'studerend lezen' 
  • De tekstdoelen 'informeren' en 'amuseren'
  • De schematische samenvatting
  • Leespubliek
  • Het uitleggend tekstverband

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van de leesstrategieën?

Slide 3 - Woordweb

Verkennend lezen
Je wil een eerste indruk krijgen van de tekst. Je leest:
  • Titel
  • Eerste en laatste alinea
  • Tussenkopjes
  • Vetgedrukte woorden
  • Afbeeldingen
  • Bronvermelding
Nauwkeurig lezen
Je wil de tekst helemaal begrijpen.
Je leest de hele tekst aandachtig, zin voor zin. Zorg dat je de betekenis van moeilijke woorden achterhaalt en de verbanden tussen de tekst begrijpt. 

Slide 4 - Tekstslide

Studerend lezen 
Doel = informatie onthouden
Wanneer pas je dit toe? als je een theorietekst moet leren voor een toets 

Aanpak:
  1. Hoofdzaken zoeken in elke alinea (let extra op kernzinnen / vetgedrukte woorden)
  2. Eventueel schematische samenvatting maken 
  3. Controleren of je alles begrepen hebt (bijv. door je te laten overhoren)

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoelen

Informeren: de lezer informatie geven 
Bestaat uit feiten, men leest dit om iets te weten te komen

Amuseren: de lezer vermaken
Vaak verzonnen, men leest dit om te ontspannen

Slide 6 - Tekstslide

Informeren
Amuseren
Instructie
Nieuwsbericht
Stripverhaal
Schoolboektekst
Leesboek

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Wat is volgens jou het grootste verschil tussen de 2 artikelen?

Slide 10 - Woordweb

Leespubliek
Je kunt aan een tekst afleiden wat het publiek van de tekst is (oftewel; de lezers) 
  • Bron
  • Onderwerp
  • Taalgebruik (moeilijke of makkelijke woorden, vakjargon)
  • Aanspreekvorm ('U' of 'jij')
  • Afbeeldingen

Slide 11 - Tekstslide

Bovendien
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Verband van tijdsvolgorde

Slide 12 - Quizvraag

Echter
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Verband van tijdsvolgorde

Slide 13 - Quizvraag

Ook
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Verband van tijdsvolgorde

Slide 14 - Quizvraag

Terwijl
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Verband van tijdsvolgorde

Slide 15 - Quizvraag

Uitleggend tekstverband

Bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, onder andere, zoals 

Wim houdt het voor gezien, dat wil zeggen dat hij ermee stopt. 

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk 

Opdracht 4, 7, 8, 9, 10

Klaar? 
  • Kijk alvast naar opdracht 14 t/m 21
  • Woordjes leren (quizlet)

Slide 17 - Tekstslide