21-22 / Goederen par. 4.8

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud les
  • Terugblik vorige les (par. 4.7 Bestelpunt)
  • Uitleg par. 4.8 Servicegraad
  • Socrative quiz H1 t/m 4
  • To do / huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Herhalen bestelpunt. Je moet het begrip,
      de berekening en de invloedsfactoren
      kennen.
  • Je leert wat servicegraad is.
  • Je leert de relatie tussen servicegraad en
      voorraadhoogte.

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik vorige les (par. 4.7 Bestelpunt)
Wat betekent het als je bestelpunt 32 is?

Slide 6 - Tekstslide

Bestelpunt
Is de hoogte van de voorraad waarbij je moet gaan bestellen.

Slide 7 - Tekstslide

Levertijd
Is de tijd die zit tussen het moment van bestellen en leveren.

Slide 8 - Tekstslide

Minimumvoorraad
Is de voorraad die nodig is om de levertijd tussen het bestelpunt en de
 aflevering van de bestelling te overbruggen.

Slide 9 - Tekstslide

Veiligheidsvoorraad
Is een voorraad die afwijkingen in de vraag kan opvangen als die vraag
 groter is dan verwacht tijdens de levertijd.

Slide 10 - Tekstslide

Signaalvoorraad
  • Als je op vaste momenten bestelt (sQ- of sS-bestelmethode), moet je bij
     het vaststellen rekening houden met het bestelinterval 
  • Elke 2e en 4e dinsdag van de maand bestellen --> bestelinterval is twee
     weken)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Oefenopgave bestelpunt
  • Een sieradenwinkel verkoopt 24 armbanden per week. 
  • De levertijd is drie weken.
  • De veiligheidsvoorraad is 50% van de minimumvoorraad.
Bereken het bestelpunt.

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
  • Minimumvoorraad is 3 x 24 = 72 stuks (je verkoopt 24 stuks per week en je krijgt één keer in  de drie weken geleverd dus je moet 72 stuks voor die drie weken hebben liggen)
  • Veiligheidsvoorraad = 72 x 0,5 = 36 stuks
  • Bestelpunt = (levertijd x afzet) + veiligheidsvoorraad = ( 3 x 24 ) + 36 = 72 + 36 = 108
  • Je moet dus weer bestellen als je nog 108 stuks op voorraad hebt liggen.

Slide 15 - Tekstslide

Servicegraad (par. 4.8)
Servicegraad:
  • Is de mate waarin je aan de vraag naar een product kunt voldoen.
  • Druk je uit in procenten.
  • Hoe hoger de servicegraad, hoe meer klanten het product op het
     gewenste moment kunnen kopen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefenopgave
  • De artikelgroep bordspellen kent 85 verschillende artikelen. Vlak voor het
     moment van levering blijkt dat er van 7 artikelen geen voorraad meer is. 
  • Er zijn dus nog 78 artikelen te koop. 
  • Vraag: bereken de servicegraad. Rond af op twee decimalen.

Slide 18 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave
Servicegraad = aantal aanwezige artikelen / normale voorraad x 100
78  /  85  x 100 = 91,76 %

Slide 19 - Tekstslide

Servicegraad 100%
  • Bij een servicegraad van 100% zijn dus alle artikelen van een artikelgroep op voorraad en heb
      je geen nee-verkoop.
  • Uit kostenoverweging zal een winkel niet altijd een servicegraad van 100% nastreven. 
  • Voorbeeld:
              - verse broodjes in een supermarkt
              - 's morgens nog een servicegraad van 100%
              - zal aan het einde van de middag minder zijn (worden geen broodjes meer bij gebakken)

Slide 20 - Tekstslide

De werkelijke omzet is € 580.000 en de servicegraad is 93%. Hoeveel bedraagt de mogelijke omzet?

Slide 21 - Open vraag

Antwoord
€ 580.000 : 93 x 100 = € 623.655,91

Slide 22 - Tekstslide

Socrative quiz over H1 t/m 4
Inloggen quiz
  1. ga op internet naar b.socrative.com
  2. Login
  3. Student login
  4. Roomname: JANSEN7019
  5. Er staat een quiz klaar: log in met je voornaam
  6. Ik kan jullie voortgang in de quiz volgen

Slide 23 - Tekstslide

To do / huiswerk
  • Maken par. 4.8  -  opdracht 49 t/m 53  -  op pag. 205 t/m 207

Slide 24 - Tekstslide