D-toets spelling en formuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

D-toets

Spelling en formuleren

Wat is een dubbele ontkenning?

1. twee woorden die tegenovergesteld zijn.
2. twee woorden die allebei een ontkenning aangeven.
3. twee woorden die door elkaar worden gehaald.
4. twee woorden die hetzelfde betekenen.

Wat is een pleonasme?

1. Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
2. Twee woorden in één zin die allebei een ontkennend zijn.
3. Hetzelfde woord wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis.
4. Een deel van het woord wordt door een ander woord uitgedrukt.

Een foutieve samentrekking komt voor...

1. wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten dezelfde grammaticale functie heeft
2. wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten een andere vorm heeft.
3. wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten dezelfde betekenis heeft
4. wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten op dezelfde plek staat tov pv

Wat is een tautologie?

1. Een woord in een andere vorm wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis (synoniem).
2. Twee woorden in één zin die allebei ontkennend zijn.
3. Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
4. Een deel van het woord wordt door een ander woord uitgedrukt.

Incongruentie is...

1. ow en pv die in getal niet overeenkomen
2. een verwijsfout
3. een dubbelop fout
4. een fout in de bijzin

Wat is een contaminatie?

1. ik heb het reeds twee keer gedaan
2. niemand doet het dagelijks vaker
3. zal ik het nog eens opnieuw doen
4. ik doe het nooit meer zo

Van welk soort dubbelop fout is hier sprake?
Hij irriteert zich eraan dat hij de fout niet kan ontdekken.

1. pleonasme
2. tautologie
3. contaminatie
4. onjuist herhalen

Welke dubbelop?
Hij zal moeten proberen te voorkomen dat dat zich niet herhaalt.

1. tautologie
2. pleonasme
3. dubbele ontkenning
4. contaminatie

Wat is geen dubbelop?

1. Pleonasme
2. Tautologie
3. Incongruentie
4. Dubbele ontkenning

Welke dubbelop?
Misschien dat ik morgen mogelijk nog even langs kom.

1. tautologie
2. pleonasme
3. onjuiste herhaling
4. contaminatie

Welk bijvoeglijk naamwoord is dubbelop gebruikt?

1. een grote sprong
2. de groene grasmat
3. de witte sneeuw
4. het lieve meisje

Welke dubbelop?
Wij waren gisteren bijna verdwaald in die grijze mist.

1. tautologie
2. contaminatie
3. dubbele ontkenning
4. pleonasme

Welke dubbelop?
Al op de lagere school had hij de toekomstdroom later leraar te worden.

1. tautologie
2. pleonasme
3. dubbele ontkenning
4. contaminatie

In deze zin zit een verwijsfout. Schrijf de zin goed op.
Ze doen waar hun zin in hebben.

In welke zin is sprake incongruentie?

1. De nieuwe leden werden gevraagd de contributie steeds voor het einde van de maand te betalen.
2. Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.
3. Na het sporten kwam Jette tot de ontdekking dat haar fiets gestolen was.
4. Aan de goede bedoelingen van zijn docent heeft mijn broer lang aan getwijfeld.

Typ de zin over en verbeter de foutieve samentrekking.
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.

In deze zin zit een verwijsfout. Schrijf de zin goed op.
Het meisje die ons hielp, zat vroeger bij mij in de klas.

In deze zin zit een verwijsfout. Schrijf de zin goed op.
Dat is het beste dat ik ooit gedaan heb.

Welke van de volgende is een foutieve beknopte bijzin?

1. In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
2. Terwijl wij wachtten op de bus, kwam het met bakken uit de hemel.
3. Huppelend van plezier, kwam het kind de klas binnen
4. Lekker op het strand liggend, keken we naar de zee.

Welke zin is ONJUIST begrensd?

1. Ik heb het koud. Daardoor werd ik verkouden
2. Ik werd verkouden doordat ik het koud had.
3. Ik had het koud. Want ik had geen jas aan.
4. Ik had het warm want ik had een vest aan.

Enigszins … (aarzelen) … (beantwoorden v.t.) de bondscoach op dit moment de door de pers … (stellen) vragen over de opstelling.

Nu de kerst ... (naderen), zijn de dagen van deze ... (vetmesten) kalkoenen ... (tellen).

Vul de werkwoordsvormen in.

___ (worden) jouw huis nu ___ (verhuren) of ___ (hebben) je het aan iemand anders ___ (verkopen)?

Met het geld dat hij deze zomer heeft ……………….. (verdienen), …………. (betalen) Freek zijn sportabonnement.

overige spelling

Wat is de juiste spelling?

1. niveaus
2. niveau's

Wat is de juiste spelling?

1. hiv-virus, aidsvirus
2. hivvirus, aidsvirus
3. hiv-virus, aids-virus
4. hivvirus, aids-virus

Hoe maak je de juiste samenstelling van reet+druk:

1. retendruk
2. retedruk

maak de juiste samenstelling
parlement + zetel

1. parlementszetel
2. parlementzetel

Maak een goede samenstelling,
welk antwoord is juist?

1. Afmaken
2. Af maken

aap+trots

1. apentrots
2. apetrots

politie + uniform

1. politieuniform
2. politie-uniform
3. politie uniform
4. politiesuniform