Ch 1 - les 4

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Parler
  
• Lire
• Corriger les devoirs
• Les heures
• Lire
• La négation
• Au travail
  

Règles

Je bent hier te gast, je gedraagt je fatsoenlijk:

• Je spreekt beleefd en bent aardig tegen je docent en klasgenoten.
• Je bent stil als dat van je gevraagd wordt.
• Na binnenkomst ga je rustig zitten, en leg je deze spullen op tafel.
  
• Je telefoon is niet zichtbaar.
• Je komt voorbereid de les in.
• Je hebt iedere les je laptop, je werkboek A + het herhalingsboekje, je etui en je oortjes/koptelefoon mee.

Les objectifs

Aan het eind van deze les:

• kun je vertellen welke dag het is
• kun je vertellen welke datum het is
• kun je vertellen hoe laat het is

parler - interviews

• deux personnes
• écris 5 questions 
• A pose des questions
• B répond aux questions
• A et B changent de rôle

Écouter

Qu'est-ce que tu comprends?

Écoute les fragments et lis les sous-titres.

Écouter (ensemble)

Écoute le fragment.

Qu'est-ce que Tristan raconte?

Dictée

Tristan stelt zichzelf voor.

• Luister naar de eerste 9 seconden van het fragment.
• Schrijf op wat je hoort.
• Let goed op je spelling.

Dictée

Bonjour! 

Je m'appelle Tristan.

J'ai onze ans.

J'ai une soeur, trois frères, un chien, deux poissons et un chat.

J'aime la gym et le foot.

(Je déteste les épinards.)

(Et j'aime surtout l'histoire antique.)

les heures

Il est midi.

1. Het is middag.
2. Het is 12 uur 's middags.
3. Het is tijd.
4. Het is 12 uur 's nachts.

Il est cinq heures et demie.

1. Het is half 5.
2. Het is 5 uur.
3. Het is kwart over 5.
4. Het is half 6.

Vertaal de kloktijd in het Frans:

Het is kwart over vijf.

Vertaal de kloktijd in het Frans:

Het is tien voor zeven.

Vertaal de kloktijd in het Frans:

Het half vier.

Zet de tijden van vroeg naar laat:

(sleep blauw over rood)

Il est deux heures moins dix.

Il est deux heures vingt.

Il est deux heures moins le quart.

Il est deux heures et demie.

Il est deux heures cinq.

Lire

La journée préférée de Cédric et de Justin.

Cédric

J'aime le lundi! Le lundi, on a biologie et histoire. La biologie et l'histoire sont mes matières préférées. Après l'école, je vais faire mes devoirs. J'ai des devoirs en dessin et allemand. Je trouve que l'allemand est difficile.

Justin

J'aime le le mercredi! Le mercredi, on commence à dix heures moins vingt. J'ai deux heures de maths. J'aime les maths. Le prof est génial! Malheureusement, on a aussi le dessin. Je n'aime pas le dessin. Le cours est très ennuyeux!

la négation

Wat weet je nog?

ontkenning

In het Nederlands:

Marc loopt op straat.  ->  Marc loopt niet op straat.

In het Frans:

Marc parle français.                   ->  Marc ne parle pas français.

Marianne mange une glace.  ->  Marianne ne mange pas une glace.

Je suis hollandais.                     ->  Je ne suis pas hollandais.

J'ai un frère                                   ->  Je n'ai pas un frère.

ontkenning

Wat is de regel?

1.   Zoek de persoonsvorm (eerste werkwoord in de zin).

2.  Zet ne voor de persoonsvorm

3. Zet pas achter de persoonsvorm

Begint de persoonsvorm met een klinker/h  -> n'

Ma mère parle espagnol.

Je désteste les maths.

Mon frère habite à Utrecht.

J'ai treize ans.

Devoirs

• Leren woorden en zinnen C (herhalingsboekje) + 
• Maken opdracht 1, 2 van onderdeel C
• Bij het spel: stuur een schermafbeelding via Teams en vertel welk attribuut je hebt gekozen.

www.maxitaal.net/mv

-la famille

-les nombres

-avoir

-être

-avoir et être

-les heures

-les jours et les mois

-> stuur een schermafbeelding via Teams en laat weten welke attribuut je  kiest 

     (minimaal 20 goed)

Les objectifs

Aan het eind van deze les:

• kun je vertellen welke dag het is
• kun je vertellen welke datum het is
• kun je vertellen hoe laat het is