NN7 HV2 -kopie

WELKOM

Gelukkig nieuw jaar!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM

Gelukkig nieuw jaar!

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands 
Havo 3
 6 januari

Slide 2 - Tekstslide

leesboek 

Slide 3 - Tekstslide

Toetsweek
Grammatica Cursus 5 paragraaf 1 t/m 6 
+ woordenschat Cursus 9 paragraaf 1 en 2

Slide 4 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Terugblik zinsdelen + samengestelde zinnen
Leerdoelen:
Ik kan zinsdelen herkennen in een zin.
Ik kan hoofd- en bijzinnen herkennen in samengestelde zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen
  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet

  • lijdend voorwerp (lv)
     Wat/Wie + wg + ow ?




  • naamwoordelijk gezegde (ng)
     zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is
        - werkwoordelijk deel: koppelwerkwoorden
        - naamwoordelijk deel: zet je tussen haken
  • meewerkend voorwerp (mv)
     Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

  • bijwoordelijke bepaling (bwb)
     Overige ww in de zin. Geeft antwoord op       
     vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz. 
  • Bijvoegelijke bepaling (bvb)                     Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in de zin, bijvoorbeeld: de lieve kat, de stomme vogel, het leuke kind, het mooie huis.

Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
één van de werkwoorden van het naamwoordelijk gezegde is een vorm van een koppelwerkwoord.

Wij kennen de volgende koppelwerkwoorden:
Zijn, worden, blijven, lijken, schijnen, heten en voorkomen.

Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als het onderdeel is van een naamwoordelijk gezegde.

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
In de zon zijn de beelden prachtig.
Dus het naamwoordelijk gezegde is: 
'zijn prachtig'

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft een auto gekocht.
D
Hij is een slimme jongen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het dikgedrukte zinsdeel?

Wie van die jongens zal straks ONZE KLASSENVERTEGENWOORDIGER worden?
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel

Slide 11 - Quizvraag

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 13 - Tekstslide

Welke bewering is waar?
A
In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achter in de zin.
B
In een enkelvoudige zin staan één of meer persoonsvormen.

Slide 14 - Quizvraag

Wist je dat skeleton een vorm van sleeën op een bobsleebaan is?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 15 - Quizvraag

Zullen we morgen naar het strand gaan of wil je liever naar de dierentuin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 16 - Quizvraag

De oudere kinderen mochten mee naar het feest, maar de kleintjes moesten thuisblijven.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 17 - Quizvraag

Omdat Dennis vliegangst heeft, gaat hij altijd met de auto op vakantie.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
Oefenen paragraaf 1 en 2 grammatica ZD en WS

Klaar....Leesboek



Slide 19 - Tekstslide