Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Klas 2: Grammatica herhaling AR Unit 2
Grammatica herhaling
- Past Simple
- Vergelijkingen (vergrotende en overtreffende trap)
- Bezit: 's of '?
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica herhaling
- Past Simple
- Vergelijkingen (vergrotende en overtreffende trap)
- Bezit: 's of '?
Slide 1 - Tekstslide
Past Simple = Verleden Tijd
Hoe maak je de Past Simple?
Een actie dat al is afgelopen.
Signaalwoorden: yesterday, last week, two years ago, this morning, etc...
Werkwoord
Spelling
Voorbeeld
Nederlands
to walk
+ -ed
I walk
ed
ik liep
to carr
y
y -> ied
you carr
ied
jij droeg
to ste
p
klinker + p -> pp
he/she/it step
ped
hij/zij/het stapte
to liv
e
+ -d
we/you/they live
d
wij/jullie/zij leefden
Slide 2 - Tekstslide
Onregelmatige werkwoorden = geen regel, uit je hoofd leren
Deze kunnen op het proefwerk voorkomen, zorg dus dat je ze leert!
Slide 3 - Tekstslide
Vergelijkingen: vergrotende trap
Je zegt dat iets mooier, groter, kleiner, smaller, breder, etc. is dan iets anders.
Woord
Spelling
Voorbeeld
Nederlands
short
+ -er than
shorter than
korter dan
bi
g
+ -ger than
bigger than
groter dan
scar
y
y -> ier than
scarier than
enger dan
nic
e
+ -r than
nicer than
leuker dan
beautiful
(= meerdere lettergrepen)
more ...... than
more beautiful than
mooier dan
Slide 4 - Tekstslide
Vergelijkingen: Overtreffende trap
Je zegt dat iets het meest groot, klein, smal, leuk, mooi, etc. is. Er is niks wat beter is!
Woord
Spelling
Voorbeeld
Nederlands
short
the ....... + -est
the shortest
de/het kortste
bi
g
the .......+ -gest
the biggest
de/het grootste
scar
y
the ....... y -> iest
the scariest
de/het engste
nic
e
the ....... + -st
the nicest
de/het leukste
beautiful
(= meerdere lettergrepen)
the most
the most beautiful
de/het mooiste
Slide 5 - Tekstslide
Bezit aangeven: 's of '?
Wanneer?
Voorbeeld
's
1. Woorden in enkelvoud
2. Namen
my friend
's
birthday
the dog
's
toy
Charles
's
house
'
Woorden in meervoud die eindigen op -s
your brothers
'
room
his parents
'
car
Bezit aangeven: 's of '?
Slide 6 - Tekstslide
Past simple
Kies de juiste vorm: show
A
shoed
B
showed
C
showied
D
showwed
Slide 7 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: work
A
workd
B
worked
C
work
D
workeed
Slide 8 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed
Slide 9 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: love
A
loveed
B
loved
C
loft
D
lovved
Slide 10 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked
Slide 11 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: stop
A
stop
B
stoped
C
stopped
D
stopt
Slide 12 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied
Slide 13 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: come
A
comd
B
came
C
comed
D
comied
Slide 14 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: prepare
A
preparet
B
prepard
C
prepared
D
preparied
Slide 15 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: cry
A
cryed
B
cried
C
cryd
D
crought
Slide 16 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: bring
A
bringed
B
bringd
C
bringied
D
brought
Slide 17 - Quizvraag
Past simple
Kies de juiste vorm: believe
A
believed
B
believeed
C
believied
D
believet
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de vergrotende trap van 'heavy'?
A
heavier than
B
heavyer than
C
more heavy than
D
heaviest
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de vergrotende trap van 'beautiful'?
A
beautifuller than
B
more beautiful than
C
beautifuler than
D
beautifulst than
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de vergrotende trap van 'quiet'?
A
more quiet than
B
much quiet than
C
quieter than
D
quiet than
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van
'happy'?
A
the happiest
B
the happyest
C
the most happy
D
the happyst
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van 'smart'?
A
the smartiest
B
the smartst
C
the most smart
D
the smartest
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de overtreffende trap van
'interesting'?
A
the most interesting
B
the interestingst
C
interestinger
D
the more interesting
Slide 24 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord.
My sister's room is _________ mine. (tidy)
A
tidyer than
B
the most tidy
C
the tidiest
D
tidier than
Slide 25 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord.
My brother's room is __________ room in the house. (dirty)
A
the most dirty
B
the dirtiest
C
dirtier than
D
the dirtyest
Slide 26 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord.
Australia is __________ England.
A
more big than
B
the biggest
C
bigger than
D
biger than
Slide 27 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord.
Are dolphins ___________ animals in the world?
A
the most intelligent
B
the intelligentest
C
intelligenter than
D
more intelligent
Slide 28 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord.
Cardiff is _________ city in Wales
A
most large
B
the largest
C
larger than
D
more large than
Slide 29 - Quizvraag
Kies het juiste antwoord.
I think French is __________ English. (difficult)
A
difficulter than
B
the most difficult
C
the difficultest
D
more difficult than
Slide 30 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
(meerdere buren)
A
Our neighbours garden
B
Our neighbour's garden
C
Our neigbours' garden
D
The garden of our neighbours
Slide 31 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
I drove in my bosses car.
B
I drove in my boss' car.
C
I drove in my boss's car.
D
I drove in my boss car.
Slide 32 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
This is Bob's office.
B
This is Bobs office.
C
This is Bobs' office.
D
This is Bobs's office.
Slide 33 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
my sister's bicycle
B
my sister's bicycle
C
my sisters' bicycle
D
my sisters' bicycle
Slide 34 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
This is Sophies' car.
B
This is Sophie's car.
C
This is Sophies' car.
D
This is the car of Sophie.
Slide 35 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
This is Marys' car.
B
This is Marys car.
C
This is Marys's car.
D
This is Mary's car.
Slide 36 - Quizvraag
Bezit:
Welke is goed?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.
Slide 37 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
The tables' legs.
B
The legs of the table.
C
The legs' table.
D
The table's legs.
Slide 38 - Quizvraag
Bezit: Welke is goed?
A
My parent's sailboat is blue.
B
My parents's sailboat is blue.
C
My parents' sailboat is blue.
D
The sailboat of my parents is blue.
Slide 39 - Quizvraag
Bezit:
Welke is goed?
A
My grandparents house
B
My grandparent's house
C
My grandparents' house
D
The house of my grandparents
Slide 40 - Quizvraag
Bezit:
Welke is goed?
A
This is Peter's pocket money.
B
This is the pocket money of Peter
C
This is Peters pocket money.
D
This is Peters' pocket money.
Slide 41 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
B2B Herhaling Grammar Unit 2
Januari 2022
- Les met
51 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Bijzondere trappen van vergelijking
Juni 2020
- Les met
16 slides
door
Numo
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Numo
2KT Grammar - Unit 2
November 2023
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Comparisons
December 2023
- Les met
33 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Test Review MF_tto
September 2023
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Comparisons
Oktober 2024
- Les met
35 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Final grammar test preparation
April 2024
- Les met
42 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Grammar Recap Unit 1
5 dagen geleden
- Les met
48 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3