10. eerste les januari bst 3

PLANNING VAN DEZE LES
00. Opstarten

1.   Nog even ophalen 
2.   Quizvraag: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp en ww.gezegde.
3.   Theorie & zelfstudie


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

PLANNING VAN DEZE LES
00. Opstarten

1.   Nog even ophalen 
2.   Quizvraag: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp en ww.gezegde.
3.   Theorie & zelfstudie


Slide 1 - Tekstslide

1. NOG EVEN OPHALEN
De zinsdelen van een zin vind je als volgt:  
   
1. Zet de zin in een andere tijd. Dat wat verandert, is een werkwoord/de pv.
2. Zet streepjes (in je hoofd) meteen voor en na de persoonsvorm (pv). 
3. Je laat nu de persoonsvorm op dezelfde plek staan. 
    a) Dat wat ervóór staat, is al een zinsdeel. Die krijg je gratis.  
    b) Wat kan er nog meer vóór? Dat is dan ook een zinsdeel. 

Let op: het moeten nog wel goede Nederlandse zinnen zijn! 
    

Slide 2 - Tekstslide

PERSOONSVORM
De persoonsvorm is altijd een werkwoord, dat het onderwerp 'laat werken'. 

Daarom staat de persoonsvorm in het enkelvoud, als het onderwerp in het enkelvoud staat. 

Staat de pv in het meervoud, dan staat het onderwerp ook in het meervoud. 






Slide 3 - Tekstslide

ONDERWERP
De persoonsvorm is dus een werkwoord dat het onderwerp 'laat werken'.  

Kijk maar: 'De hond van de buren | krijgt | mijn koekje.' 

►Wat is de persoonsvorm? 

Stel de vraag 'wie of wat' aan de persoonsvorm
Het antwoord is het onderwerp. 


Slide 4 - Tekstslide

WERKWOORDELIJK GEZEGDE
... ofwel alle werkwoorden in de zin. 

Werkwoorden zijn doe-woorden. 

Ze eindigen op -en (behalve zes ervan) en de vorm kan veranderen. 




Slide 5 - Tekstslide

2. QUIZVRAAG!
Eén zin, vier vragen! 

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn de juiste zinsdelen ook alweer?

Vandaag beginnen we weer!
A
Vandaag | beginnen we | weer!
B
Vandaag | beginnen | we | weer!
C
Vandaag beginnen | we weer!

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Vandaag | beginnen | we | weer!
A
Vandaag
B
beginnen
C
we
D
weer!

Slide 8 - Quizvraag

En wat is het onderwerp?

Vandaag | beginnen | we | weer!
A
Vandaag
B
beginnen
C
we
D
weer!

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Vandaag | beginnen | we | weer!
A
Vandaag
B
beginnen
C
we
D
weer!

Slide 10 - Quizvraag

3. THEORIE & ZELFSTUDIE
1.  Informatie over bouwsteen 3: 'Inleiding, kern en slot'.

2. Taalblokken

Na de theorie kan je kiezen uit drie opties: 
1) Nu Bouwsteentoets 3 
2) Nu voorbereiden en over twee weken Bouwsteentoets 3 in het 1e lesuur
3) Nu de Nulmeting (duurt een uur) en over twee weken Bouwsteentoets 3 in het eerste lesuur

Slide 11 - Tekstslide

1. INLEIDING/KERN/SLOT
Alle goede teksten en gesprekken kennen een inleiding, kern en slot. 

Sommige tekstsoorten hebben een titel, zoals het artikel. 

Sommige hebben een afsluiting, zoals een webartikel, ingezonden brief, klachtenbrief en sollicitatiebrief. 


► Hebben de klachtenbrief en de sollicitatiebrief een titel? 

Slide 12 - Tekstslide

1a. INLEIDING
Een inleiding heeft een functie en soms meer dan één: 
- je vertelt wat er gaat komen, wat de lezer kan verwachten;
- je prikkelt het publiek, waardoor het doorleest of blijft luisteren.
Kortom, je trekt de aandacht. 

Dat kan je heel vaak doen door een anekdote
  • Bij gesprekken: "Wat me nu is overkomen!"
  • In teksten: 'Laatst was ik bij mijn buurvrouw...' Vervolgens kan de tekst alle kanten opgaan. Laat je de buurvrouw spreken? Of zag/hoorde je zelf iets? 

Slide 13 - Tekstslide

1b. KERN - de hele boodschap
In de kern of het middenstuk vertel jij je boodschap. 

Dat doe je door die boodschap in alinea's te zetten: elk (deel)onderwerp krijgt er één. Helemaal voor zichzelf. 

De volgorde is belangrijk. Wat ga je eerst vertellen/schrijven? 


Slide 14 - Tekstslide

KERN - de hele boodschap
In de kern of het middenstuk vertel jij je boodschap. 

Soms willen ze een tussenkopje (alineatitel) zien, zoals in het artikel of een betoog. Bij de meeste andere tekstsoorten níet, zoals de ingezonden brief. 

Het doel van een tussenkopje is dat het de leesbaarheid bevordert. Dit werkt vooral bij lange teksten. 
  
►Gebruik jij tussenkopjes in een sollicitatiebrief?  

Slide 15 - Tekstslide

1c. SLOT
.. heeft ook een functie, vier maar liefst. Een combinatie komt veel voor. 

1. je vat jouw tekst samen. 
'Ik wil hiermee zeggen dat ...'
2. je geeft als schrijver een eigen conclusie. 
'Dus, kortom, met andere woorden'.
3. je werpt een blik op de toekomst. 
'Dit betekent dat we in de toekomst...'
4. je stelt een vraag. 
'Betekent dit dat we x moeten doen?'


Slide 16 - Tekstslide

TIPS
Ken de functies van de inleiding, de kern en het slot. 
Ken de tekstsoorten en het tekstdoel. 

Begin met het herkennen van de tekstsoort/het tekstdoel. 
1. informatief → een artikel bijv. Kenmerk: droog, feitelijk.
2. instructief → een handleiding bijv. Kenmerk: stappenplan, gebiedende wijs.
3. activerend → een reclame bijv. Kenmerk: je moet wat doen.
4. betogend → een ingezonden brief bijv. Kenmerk: de schrijver wil jou overtuigen.

Slide 17 - Tekstslide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: 
pg. 1 - 3: opgave 1 t/m 8; pg. 5: opgave 13, 14; pg. 6: opgave 16, 17 en 18.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken:
pg. 1: opgave 1, 2 en 3; pg. 2: opgave 4 en 5; pg 3: opgave 6 t/m 9; 
pg 4: opgave 12; pg. 8: opgave 23 en 24; pg. 9: opgave 25, 26 en 27; 
pg 10: opgave 29 t/m 32. 

Slide 18 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 19 - Tekstslide