12.3 (deel 1) Soorten veranderen

12.3 Soorten veranderen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

12.3 Soorten veranderen

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Lezen 12.3 tot het kopje "waardoor veranderen soorten"
  • Nakijken 12. 2 (deel 2)
  • Leerdoelen
  • Herhaling
  • Theorie
  • Verwerking
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Dominante overerving
Als je homozygoot voor de ziekte of heterozygoot bent, dan heb je de ziekte.

Slide 6 - Tekstslide

Een man en een vrouw hebben allebei de ziekte van Huntington (dominante overerving). Ze hebben al een gezonde dochter samen gekregen. Hoe groot is de kans dat hun volgende kind ook gezond is?
A
100%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 7 - Quizvraag

Twee ouders zijn drager van een recessief overervende ziekte. Zij zijn in verwachting van een kind. Hoe groot is de kans dat dit kind ook drager is?
A
100%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg vraag
Allelen: F= gezond en f=ziek, want recessief overervend en drager mogelijk.
P-generatie fenotype: drager x drager= heterozygoot x heterozygoot
P-generatie genotype: Ff x Ff
F1 (nakomelingen) genotype: FF, Ff, Ff en ff
Antwoord: drager als Ff; dit is 2 op de 4, dus 50%.


Slide 9 - Tekstslide

12.3 Leerdoelen
  • Je weet hoe lang er al leven is op aarde.
  • Je kunt benoemen waaraan je kunt zien dat soorten aan elkaar verwant zijn. 
  • Je kunt oorzaken benoemen waardoor soorten veranderen.
  • Je kunt uitleggen hoe nieuwe soorten ontstaan.

Slide 10 - Tekstslide

12.3 Begrippenlijst
  • Cyanobacteriën-ozonlaag
  • Verwantschapsschema-gemeenschappelijke voorouder-verwant-ongewervelden-gewervelden 
  • variatie in eigenschappen-erfelijke eigenschappen-erfelijke variatie-DNA-Mutatie-natuurlijke selectie-survival of the fittest
  • Variatie-erfelijke variatie-natuurlijke selectie-isolatie-nieuwe soorten

Slide 11 - Tekstslide

EVOLUTIE
De ontwikkeling op aarde waarbij soorten (langzaam) veranderen  en er nieuwe soorten ontstaan 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hoe oud is de aarde ongeveer?
A
45000 jaar oud
B
450000 jaar oud
C
4,5 miljoen jaar oud
D
4,5 miljard jaar oud

Slide 14 - Quizvraag

Hoelang is er al leven
 op aarde?
De aarde is ong.  4.5 miljard jaar oud 

-> Geen leven op aarde
-> Geen zuurstof in lucht, maar mengsel van gassen uit vulkanen. 


Slide 15 - Tekstslide

Cyanobacteriën waren de eerste organismen op aarde. Waarom waren ze zo belangrijk voor het ontstaan van andere organismen?
A
Ze produceren zuurstof
B
Ze produceren zonlicht
C
Ze produceren koolstofdioxide
D
Ze produceren water

Slide 16 - Quizvraag

Hoelang is er al leven op aarde?
1e organismen: cyanobcterién (blauwalg),  ontstonden 3,5 miljard jaar geleden in water
en kunnen (net als planten) zuurstof maken.
daarna: 
algen en dieren in water (geen leven op land)
en toen:
UV-straling is te schadelijk voor het leven op aarde. Door zuurstof (van de cyanobacterien) ontstaat er ozon (door reactie met UV). Hierdoor bescherming tegen UV. Nu leven op aarde mogelijk!

Slide 17 - Tekstslide

Minder UV-straling
-> ook leven op land
1e planten:  algen, daaruit andere groepen.

1e dieren: ongewervelden; kwallen, zeesterren. Later duizendpoten, insecten. 
Toen mét wervelkolom; vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren (wij!)

Slide 18 - Tekstslide

Door welke verandering werd het leven op het land mogelijk?
A
De temperatuur daalde, daardoor minder uv-straling op aarde
B
De ozonlaag ontstond, daardoor minder uv-straling op aarde
C
De temperatuur daalde, daardoor meer uv-straling op aarde
D
De ozonlaag ontstond, daardoor meer uv-straling op aarde

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent survival of the fittest?

Slide 20 - Open vraag

Verwantschap
Verwantschapsschema:
schema met afstamming van verworven soorten en hun uitgestorven voorouders  

Gemeenschappelijke voorouder: soort waaruit verschillende soorten zich ontwikkeld hebben  
- soorten met recent gemeensch.voorouder staan dicht bij elkaar in schema: zijn verwant
Verwant:
Dieren die verwant zijn, tonen veel overeenkomstige kenmerken, door recente gemeensch.voorouder. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Met welke soort vertoont soort 2 de meeste verwantschap?
A
1
B
3
C
4
D
7

Slide 23 - Quizvraag

Ongewervelden (zonder wervelkolom) vs Gewervelden (mét wervelkolom).
Verwantschap tussen gewervelden - er zijn steeds nieuwe kenmerken ontstaan

Slide 24 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat 'verwant' betekent.

Slide 25 - Open vraag



Soort B toont het meeste verwantschap met
soort: A of C?
A
A
B
C

Slide 26 - Quizvraag

Vissen behoren tot de .....
A
gewervelden
B
ongewervelden

Slide 27 - Quizvraag

Kijk goed naar de afbeelding. Je ziet hier ...
A
ongewervelden, holtedieren
B
gewervelden, weekdieren
C
gewervelden, stekelhuidigen
D
ongewervelden, sponzen

Slide 28 - Quizvraag

Koppel de begrippen/teksten aan het juiste jaartal
4500 miljoen jaar geleden (mjg)
3500 mjg
2000 mjg
400 mjg
Leven ontstaat in het water
Ontstaan van de aarde
Ongewervelden ontstaan in het water
Bescherming tegen UV-straling
Zuurstof produceren
Varens
Mossen
Sponzen
Cyano- bacteriën

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Video

Huiswerk
  • Maken 1 t/m 13 
  • Nakijken

Slide 31 - Tekstslide