In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling bloed en bloedsomloop
Slide 1 - Tekstslide
Bloed bestaat uit verschillende onderdelen
Bloedplasma
bloeddeeltjes
Slide 2 - Tekstslide
Deel 1 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
rode bloedcellen, zuurstof transport
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 3 - Quizvraag
Deel 2 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 4 - Quizvraag
Deel 3 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling
Slide 5 - Quizvraag
Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma vervoert ...
A
voedingsstoffen, hormonen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
hormonen, voedingsstoffen, afvalstoffen
Slide 6 - Quizvraag
Het bloed zit in ons lichaam in bloedvaten. De bloedvaten zijn ...
A
haarvaten
B
slagaders
C
aders
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 7 - Quizvraag
Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 8 - Quizvraag
Kenmerken van de aders zijn:
A
Hoge druk, dikke wand, geen kleppen
B
Lage druk, dikke wand, geen kleppen
C
Lage druk, dunne wand, bevat kleppen
D
Hoge druk, dunne wand, bevat kleppen
Slide 9 - Quizvraag
Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen
Slide 10 - Quizvraag
De kleine bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart
Slide 11 - Quizvraag
De grote bloedsomloop is de weg ...
A
hart - hele lichaam - hart
B
hart - longen - hart
C
hart - hersenen - hart
Slide 12 - Quizvraag
Het doel van de grote bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven
Slide 13 - Quizvraag
Het doel van de kleine bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven
Slide 14 - Quizvraag
De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Dit komt omdat ...
A
Tijdens de gehele omloop het bloed één keer het hart passeert
B
Tijdens de gehele omloop het bloed twee keer het hart passeert
Slide 15 - Quizvraag
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 1 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 16 - Quizvraag
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 2 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem
Slide 17 - Quizvraag
Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de aorta
B
de onderste holle ader
C
de bovenste holle ader
D
de longslagader
Slide 18 - Quizvraag
Kijk naar de afbeelding. Doordat de hartkleppen open gaan staan vullen de ... zich.
A
boezems
B
kamers
Slide 19 - Quizvraag
De vraag gaat nogmaals over de hartkleppen. Doordat de hartkleppen sluiten vullen de ... zich.
A
boezems
B
kamers
Slide 20 - Quizvraag
In het hart is te zien dat één van de delen van het hart duidelijk een stuk beter is ontwikkeld en daardoor opvallend dikker/sterker dan de andere delen van het hart. Dit deel heet ...
A
de linkerboezem
B
de linkerkamer
C
de rechterboezem
D
de rechterkamer
Slide 21 - Quizvraag
Waarom is het nodig dat de ene zijde dikker en sterker is ontwikkeld dan de andere zijde?
A
Omdat dit deel veel bloed moet wegpompen
B
Omdat dit deel veel bloed moet ontvangen
C
Omdat dit deel bloed naar de grote bloedsomloop moet sturen
D
Omdat dit deel veel bloed naar de kleine bloedsomloop moet sturen
Slide 22 - Quizvraag
De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. De kleur van urine van iemand die weinig drinkt en veel zweet is ...
A
wit
B
lichtgeel
C
donker geel
Slide 23 - Quizvraag
De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. In urine zitten ...
A
afvalstoffen, hormonen en suiker
B
afvalstoffen, hormonen en bloedcellen
C
afvalstoffen, hormonen en water
D
afvalstoffen, hormonen en eiwitten
Slide 24 - Quizvraag
hoe heet het wanneer er een bloedprop in je bloedvat ontstaat
A
trombose
B
bloedprop
C
infarct
D
verstopping
Slide 25 - Quizvraag
De mens heeft een ... bloedsomloop. Welke naam moet er ingevuld worden?
A
enkele
B
dubbele
C
samengestelde
Slide 26 - Quizvraag
In de de kleine bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed
Slide 27 - Quizvraag
In de de grote bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed
Slide 28 - Quizvraag
Geef een omschrijving van 3 woorden van de grote bloedsomloop
Slide 29 - Open vraag
Het hart pompt het bloed rond met heel veel kracht. Welke kamer van het hart is het sterkst?
A
linkerboezem
B
linkerkamer
C
rechterkamer
D
rechterboezem
Slide 30 - Quizvraag
Verzadigd vet zit in:
A
Taart, koek, chocolade
B
Nootjes, olie, avocado
C
Friet, kroket, frikandel
D
Kaas, roomboter, volle melk
Slide 31 - Quizvraag
Twee uitspraken over de schijf van olie en vetten.
Karin zegt: Verzadigde vetten zijn gezonder dan onverzadigde vetten Maarten zegt: Deze producten kunnen ook vitamines bevatten
A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Karin
C
Alleen Maarten
D
Beide hebben ongelijk
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een bloeddonor?
A
Iemand die bloed ontvangt
B
Iemand die bloed bewaart
C
Iemand die bloed scheidt
D
Iemand die vrijwillig bloed geeft
Slide 33 - Quizvraag
Klaas is donor bij de bloedbank. Iedere 8 maanden wordt een halve liter bloed bij hem afgenomen.
Wordt het bloed bij Klaas afgenomen uit een ader of uit een slagader?
A
Uit een ader
B
Uit een slagader
Slide 34 - Quizvraag
Welk vet is slecht voor je cholesterol?
A
Verzadigd vet
B
onverzadigd vet
Slide 35 - Quizvraag
Cholesterol is slecht voor hart en bloedvaten. In welk voedingsmiddel zit veel cholesterol?
A
kaas
B
andijvie
C
brood
D
suiker
Slide 36 - Quizvraag
Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwingen in de bloedvaten. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen, waarna ze worden opgenomen door bloeddeeltjes.
Welke bloeddeeltjes nemen cholesterol in zich op?
A
Bloedplaatjes
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
Slide 37 - Quizvraag
Een dieet met teveel zout zorgt voor:
A
Een hartaanval.
B
Lage bloeddruk
C
Een beroerte.
D
Hoge bloeddruk
Slide 38 - Quizvraag
Te veel zout is fout! In welke producten zit veel zout?