Huts

Wat gebeurt er als je koolmonoxide inademt?
A
het beschadigt de luchtwegen
B
het veroorzaakt een bruine aanslag op vingers
C
dan krijg je teveel koolstofdioxide
D
dan krijg je weinig zuurstof
1 / 33
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat gebeurt er als je koolmonoxide inademt?
A
het beschadigt de luchtwegen
B
het veroorzaakt een bruine aanslag op vingers
C
dan krijg je teveel koolstofdioxide
D
dan krijg je weinig zuurstof

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de actieve stof in Cannabis?
A
nicotine
B
THC
C
hasj
D
wiet

Slide 2 - Quizvraag

Kalkwater is een indicator.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Nicotine uit sigaretten kan longkanker veroorzaken.
A
Juist
B
Onjuist
C
wel onjuist
D
niet onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Alleen als het warm is, adem je waterdamp uit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Hieronder is de verbranding in je lichaam schematisch weergegeven. Twee woorden zijn vervangen door cijfers.

1 + zuurstof water + 2 + energie

Links van de pijl (1 + zuurstof) staan de verbrandingsproducten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Uitgeademde lucht heeft dezelfde temperatuur als ingeademde lucht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Door het rennen gaat het hart van het meisje sneller kloppen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke ziekte worden de luchtwegen nauwer?
A
Bij astma.
B
Bij hooikoorts.
C
Bij longemfyseem

Slide 10 - Quizvraag

Water speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol?

A
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
B
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water als verbrandingsproduct.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.

Slide 11 - Quizvraag

Waardoor wordt het slijm in de luchtwegen verplaatst?

A
Door de langsstromende lucht
B
Door slijmproducerende cellen
C
Door bewegingen van trilharen
D
Door bewegingen van het middenrif

Slide 12 - Quizvraag

Welk orgaanstelsel is dit?
A
spierstelsel
B
ademhalingsstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 13 - Quizvraag

Welk orgaanstelsel is dit?
A
spierstelsel
B
ademhalingsstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een orgaanstelsel?
A
Een orgaan wat in de buikholte ligt
B
Een groep organen
C
Een groep weefsels die samenwerken
D
Een groep organen die samenwerken

Slide 15 - Quizvraag

Hiernaast zie je een orgaanstelsel van een hond. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Skelet
D
Verteringsstelsel

Slide 16 - Quizvraag


Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 17 - Quizvraag

een orgaan is een deel van een organenstelsel
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

wat is geen levenskenmerk?
A
groeien
B
voortplanten
C
praten
D
bewegen

Slide 19 - Quizvraag

De afbeelding is een voorbeeld van.........
A
kenmerkenkaart
B
zoekkaart
C
stamboom
D
je kanker moeder

Slide 20 - Quizvraag

Wat is determineren?
A
Het scherpstellen met een lens
B
Afvalscheiding
C
Het opzoeken van een naam
D
Iets onder de microscoop bekijken

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een loep?
A
Een microscoop
B
Een vergrootglas
C
Een verrekijker
D
Huts

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een natuurgetrouwe tekening?
A
Niels speelt weer Fifa 23
B
Alleen de grote lijnen
C
Een zo nauwkeurig mogelijke tekening

Slide 23 - Quizvraag

Als je een microscoop wilt tillen, waar pak je de microscoop?
A
Talha tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een kenmerk?
A
het grootste orgaan van een plant
B
breath air, you don't need vape
C
de manier waarop je een plant moet zaaien
D
de naam van een plant

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een beschrijving?
A
je beschrijft wat je hoort
B
je beschrijft wat je ziet
C
je beschrijft wat je proeft
D
je beschrijft wat je ruikt

Slide 26 - Quizvraag

Is de volgende bewering juist of onjuist?

In de afbeelding staat een natuurgetrouwe tekening van een eekhoorn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Natuurgetrouwe of schematische tekening van een vlinder?
A
natuurgetrouw
B
Schematisch

Slide 28 - Quizvraag

Een vlieg bekijken wij met een?
A
Loep
B
Microscoop

Slide 29 - Quizvraag

Wat leg je op de tafel van de microscoop?
A
de revolver
B
je vingers
C
een tafelkleed
D
het preparaat

Slide 30 - Quizvraag

Wat zijn resultaten?
A
Alles wat je hebt gemeten
B
Alles wat je hebt geteld
C
Alles wat je hebt gezien
D
Alle drie de antwoorden zijn goed

Slide 31 - Quizvraag

Het antwoord op je onderzoeksvraag
zet je in de .....?
A
Benodigdheden
B
Werkwijze
C
Conclusie
D
Onderzoeksvraag

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een conclusie?
A
De vraag die je jezelf gesteld hebt
B
De informatie uit het onderzoek
C
Een antwoord op je onderzoeksvraag

Slide 33 - Quizvraag