H4 wk 37 les 3 stijlfouten 2

Welkom!
Klaar voor de start:
   -boek, pen, schrift
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Klaar voor de start:
   -boek, pen, schrift
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vooraf: 
Periodeplan

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Stijlfouten les 1: woord te veel, incongruentie enz. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze les
Stijlfouten dl 2: 
foutief beknopte bijzinnen, foutieve inversie, foutieve samentrekking

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt na een korte instructie per stijlfout de stijlfout in een zin herkennen en verbeteren

Slide 6 - Tekstslide

Bijzin
* Toen de trein op het perron aankwam, stond het daar helemaal vol met forensen. 
* Omdat we morgen een proefwerk hebben, ga ik vanmiddag heel hard leren. 
*Ik blijf vandaag voor de zekerheid thuis, omdat ik gisteren pijn in mijn keel had.  

Slide 7 - Tekstslide

Bijzin
* Toen de trein (ow) op het perron aankwam (pv), stond het daar helemaal vol met forensen. 
* Omdat we (ow) morgen een proefwerk hebben (pv), ga ik vanmiddag heel hard leren. 
*Ik blijf vandaag voor de zekerheid thuis, omdat ik (ow) gisteren pijn in mijn keel had (pv).  

Slide 8 - Tekstslide

Beknopte bijzin
1. Zwervend door Griekenland, kwam Oedipus op een driesprong zijn vader tegen. 
2. Op het strand aangespoeld, kreeg hij gelijk een deken om zich heen.  
3. Om een hoog cijfer te krijgen, moest hij echt een middagje blokken. 

Slide 9 - Tekstslide

Voorwaarde!
Je mag het onderwerp wel uit een beknopte bijzin weglaten, maar er is wel één voorwaarde:

Het weggelaten onderwerp is uit de bijzin is hetzelfde onderwerp als het onderwerp uit de hoofdzin. 

Slide 10 - Tekstslide

Beknopte bijzin
1. Zwervend door Griekenland, kwam Oedipus op een driesprong zijn vader tegen. (Oedipus zwierf)
2. Op het strand aangespoeld, kreeg hij gelijk een deken om zich heen.  ('hij' spoelde aan)
3. Om een hoog cijfer te krijgen, moest Jantine echt een middagje blokken. ('Jantine' wil een hoog cijfer)

Slide 11 - Tekstslide

Foutief beknopte bijzin
1. Wat is eigenlijk een bijzin?

2. Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?

3. Wanneer is een beknopte bijzin foutief?

Slide 12 - Tekstslide

Foutief beknopte bijzin
1. Dromend van zijn vriendin, stond de lantaarnpaal ineens in de weg en stootte hij zijn hoofd. 
ow hoofdzin = de lantaarnpaal
ow bijzin= 'hij'
2. In het stadion aangekomen, bleken de ballen allemaal lek.
ow hoofdzin = de ballen
ow bijzin = het elftal (of wij)

Slide 13 - Tekstslide

Los op twee manieren op:
1. Zet in de bijzin weer een ow en pv: 
Terwijl Jasper droomde van zijn vriendin, stond de lantaarnpaal ineens in de weg en stootte hij zijn hoofd. 

Op het moment dat het elftal in het stadion aankwam, bleken de ballen allemaal lek.


Slide 14 - Tekstslide


Na de koning uitgezwaaid te hebben, vertrok de helikopter.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Wachtend op de bus, kusten zij elkaar.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Foutieve inversie
Inversie = het plaatsen van het onderwerp na de persoonsvorm

Wat is dan foute inversie?
Het regende de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen. 
Het regende de hele middag en dus hebben we niets kunnen doen. 

Slide 18 - Tekstslide

Foutieve inversie
Correct gespelde Nederlandse zin: onderwerp - persoonsvorm

Dus eerst het onderwerp en dan de persoonsvorm: Wij leren vandaag wat inversie is.
Inversie betekent dat de persoonsvorm en het onderwerp gewisseld worden. Dat mag alleen in de volgende gevallen
1 - als de hoofdzin een vraagzin is.
2- als de hoofdzin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
3- als een samengestelde zin begint met een bijzin.



Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden correcte inversie
- als de hoofdzin een vraagzin is
Zwemmen die ganzen altijd met de stroom mee?

- als de hoofdzin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp
In dat water zwemmen veel dieren.

- als een samengestelde zin begint met een bijzin
Nadat Jody had gescoord, zakte ze door haar enkels heen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Samentrekking
Samentrekkingen: 
         'Hij liep meteen naar zijn baas en daarna (liep hij) naar zijn              directe collega'

Slide 22 - Tekstslide

Goede samentrekkingen
Thomas kreeg een telefoon en Thomas kreeg een playstation cadeau.

Wordt:

Thomas kreeg een telefoon en een playstation cadeau.

Slide 23 - Tekstslide

Drie soorten:
1. woorddelen
(voor- en tegenspoed)
2. woorden
(dure (…) en goedkope kleren
3. zinsdelen
(Elsie studeert in Groningen en Mariëtte (…) in Amsterdam)

Slide 24 - Tekstslide

Samentrekking

- bekijk het volgende filmpje


- in dit filmpje wordt uitgelegd wat een samentrekking is, maar ook wat een foutieve samentrekking is

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Samentrekking

- de woorden moeten hetzelfde zinsdeel zijn

(pv, ow, ...)


Goed: De leraar had het warm en  (-)  zette een raam open.


Fout: Rixt liet het glas vallen en  (-)  was gebroken.

de leraar

In deze zin is 'de leraar' in beide delen het onderwerp.

het glas

In deze zin zijn er twee verschillende onderwerpen, nl: 'de leraar' en 'het glas'.

Slide 27 - Tekstslide

Samentrekking

- de woorden moeten hetzelfde getal zijn

(meervoud of enkelvoud)


Goed: Elza drinkt graag thee, maar Lotte  (-) liever koffie.


Fout: Mijn ouders slapen in de caravan en ik  (-)  in de tent.

drinkt

Elza drinkt en Lotte drinkt - beide enkelvoud

slaap

Mijn ouders slapen = meervoud

Ik slaap = enkelvoud

Slide 28 - Tekstslide

Samentrekking

- als je ow en pv in een zin samentrekt, moeten die op dezelfde plaats staan in de zin



wij

staan wij - gaan wij

Han

kwam Han - pv ow

Han had - ow pv

Goed: Vandaag staan wij vroeg op en gaan  (-)  zo snel mogelijk aan de slag met ons huiswerk.


Fout: Vanmorgen kwam Han te laat, want  (-)  had zich verslapen.

Slide 29 - Tekstslide

Samentrekking

- de woorden moeten dezelfde betekenis hebben



zijn niet gekrompen

mijn T-shirts zijn gekrompen - mijn sokken zijn niet gekrompen

kromp

Lisa kromp ineen - Lisa verkrimpt / kromt ineen

Het truitje kromp - het truitje werd kleiner in de was

Goed: Mijn T-shirts zijn gekrompen, maar mijn sokken  (-)  niet  (-) .


Fout: Lisa kromp ineen van de pijn en haar truitje  (-)  in de was.

Slide 30 - Tekstslide

De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor aankopen via de website.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

Oma zette een kopje thee en opa de kopjes op tafel.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

In Huize Avondrood wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

Nu; alles door elkaar

Slide 34 - Tekstslide

Welke fout? Ik heb natuurlijk geen tijd om te werken, maar ik heb er ook geen zin in ook.
A
foutief verwijzen
B
contaminatie
C
foutieve samentrekking
D
storende herhaling

Slide 35 - Quizvraag

Welke fout? Reagerend op uw mail ontvangt u hier een overzicht van de resultaten.
A
foutief beknopte bijzin
B
foutieve samentrekking
C
pleonasme
D
foutief verwijswoord

Slide 36 - Quizvraag

Na kampioen te zijn geworden, werden de spelers door het bestuur gefeliciteerd.
A
correct
B
niet correct

Slide 37 - Quizvraag

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden.
A
correct
B
niet correct

Slide 38 - Quizvraag

Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open.
A
correct
B
niet correct

Slide 39 - Quizvraag

Na koffie te hebben gedronken in Hamburg, reed de bus richting Denemarken.
A
correct
B
niet correct

Slide 40 - Quizvraag

Lekker in onze stoelen liggend, dronken we het koude bier.
A
correct
B
niet correct

Slide 41 - Quizvraag

Op onze vakantiebestemming aangekomen, vielen de mussen van het dak.
A
correct
B
niet correct

Slide 42 - Quizvraag

Na te zijn overleden op 1 januari jongstleden, brachten wij onze opa naar zijn laatste rustplaats.
A
correct
B
niet correct

Slide 43 - Quizvraag

Welke fout? Jaren later heeft hij die achterstallige schuld nog steeds niet terugbetaald.
A
foutieve verwijzing
B
contaminatie
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 44 - Quizvraag

Welke fout? Als je oud meubilair kwijt wilt, moet je ze bij het grof vuil zetten.
A
onduidelijk verwijzen
B
foutief verwijzen
C
pleonasme
D
foutieve samentrekking

Slide 45 - Quizvraag

Welke fout? Op het platteland wordt echt heel veel drugs gebuikt.
A
pleonasme
B
foutieve samentrekking
C
dat/als-constructie
D
congruentie

Slide 46 - Quizvraag

Wil je deze lijst even afchecken?
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 47 - Quizvraag

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
tautologie
B
pleonasme
C
onjuiste herhaling
D
dubbele ontkenning

Slide 48 - Quizvraag

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
Welke stijlfout staat in deze zin?
A
Pleonasme
B
Deze zin is correct
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 49 - Quizvraag

We moeten onze eigen cijferlijst uitprinten.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
onjuiste herhaling

Slide 50 - Quizvraag

Het rijst de spuigaten uit.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
Deze zin is correct.

Slide 51 - Quizvraag

Deze service is inbegrepen in de prijs
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
verkeerd voorzetsel

Slide 52 - Quizvraag

De gele boterbloemen bloeien weer uitbundig
A
contaminatie
B
pleonasme
C
Tautologie
D
dubbele ontkenning

Slide 53 - Quizvraag

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
A
Pleonasme
B
Onjuiste herhaling
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 54 - Quizvraag

Slide 55 - Tekstslide