In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Vandaag:
Deel 1: herhaling werkwoordspelling
Deel 2: herhaling zinsontleding
Slide 1 - Tekstslide
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 2 - Quizvraag
(Worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
Word
B
Wordt
Slide 3 - Quizvraag
.... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
Slide 4 - Quizvraag
Het gebeur... nog te vaak dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 5 - Quizvraag
De docent (beoordelen) ons op onze kennis van werkwoordspelling.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
Slide 6 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Hij bediend
B
Hij bedient
C
Hij bediendt
Slide 7 - Quizvraag
Spelling werkwoorden, H1
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Bij de spelling van de pvtt ga je uit van de ik-vorm.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe vind je de ik-vorm?
De ik-vorm vind je door van het hele werkwoord (de infinitief) de laatste twee letters (-en) weg te laten.
Bijvoorbeeld: wandelen --> wandel
Soms moet je een letter weglaten of toevoegen:
zetten - zet of lopen - loop
Soms moet je een letter veranderen:
reizen - reis of verven - verf
Slide 9 - Tekstslide
Zo schrijf je de pvtt:
Slide 10 - Tekstslide
1. Gisteren ... (rijden) de trein volgens schema; Quinta ... (komen) daardoor gelukkig op tijd voor de auditie.
Slide 11 - Open vraag
2. De journalist ... (houden) zich aan zijn afspraak: hij ... (brengen) een souvenir voor zijn tachtigjarige oma mee uit Zuid-Afrika.
Slide 12 - Open vraag
3. In Afrika ... (zien) wij iets unieks: een luipaard ... (verslinden) een leeuw.
Slide 13 - Open vraag
4. Tijdens zijn debuut in het eerste elftal ... (mogen) Yassine een penalty nemen; zijn team ... (winnen) daardoor de wedstrijd.
Slide 14 - Open vraag
5. De voetballers ... (eten) na de wedstrijd eerst samen een patatje in de kantine; daarna ... (vertrekken) ze pas naar de kleedkamer.
Slide 15 - Open vraag
6. De legendarische voetballer ... (geven) commentaar op de wedstrijd van het Nederlands elftal; zijn woorden ... (klinken) logisch.
Slide 16 - Open vraag
Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen.
Slide 17 - Tekstslide
Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.
Slide 18 - Quizvraag
Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.
Slide 19 - Quizvraag
Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden spel je zo:
enkelvoud
ik-vorm + -de
ik-vorm + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
ik-vorm + -den
ik-vorm + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten
Slide 20 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Slide 21 - Tekstslide
Rustig op de bus ... (wachten) heeft Nico zijn nieuwe gadget ... (testen).
Slide 22 - Open vraag
Heeft Amber de winkeldiefstal tegenover de politie ... (ontkennen)?
Slide 23 - Open vraag
Vorige week zijn alweer drie oude dametjes in het winkelcentrum ... (beroven).
Slide 24 - Open vraag
Theorie: voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord (vd): geeft aan dat een handeling is afgerond (=voltooid). Vorig jaar is Mehmet naar Turkije gevlogen.
Spelling:
- eindigt op -en --> wij hebben heerlijke couscous gegeten.
- of eindigt op -d of -t. --> Guido heeft zaterdagavond geklaverjast. Marijke heeft haar konijn verwaarloosd.
Slide 25 - Tekstslide
Theorie: voltooid deelwoord
Hoe weet je of een voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
Je kunt het woord 'langer maken'. Je hoort of je het woord met een -t of een -d moet schrijven. Voorbeeld: kamperen --> kampeerde --> gekampeerd
Je gebruikt 'T eXKoFSCHiP / 'T eXFoKSCHaaP.
- kamperen. Voor -en staat een -r. De -r zit niet in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord is een -d --> gekampeerd. - klaverjassen. Voor -en staat een -s. De -s zit wel in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord
is een -t --> geklaverjast.
Slide 26 - Tekstslide
Theorie: onvoltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord (od): geeft aan dat een handeling nog bezig is (=onvoltooid --> niet afgerond).
Vrolijk lachend stapten de kinderen uit de bus.
Spelling:
- hele werkwoord + d: juichen --> juichend
Slide 27 - Tekstslide
Gebiedende wijs
A
Bindt dit touw vast!
B
Bint dit touw vast!
C
Bintd dit touw vast!
D
Bind dit touw vast!
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de gebiedende wijs?
A
Wees eens rustig.
B
Morgen kom je om 8 uur op school.
Slide 29 - Quizvraag
Gebiedende wijs
De gebiedende wijs wordt gebruikt om bevelen, aansporingen of verzoeken uit te drukken.
De gebiedende wijs bestaat uit de ik-vorm.
Ga nu naar huis! Maak je huiswerk!
Slide 30 - Tekstslide
Niemand herkende de als Pippi Langkous ... (verkleden) meisjes.
Slide 31 - Open vraag
Jaagt de politie nog steeds op de ... (vluchten) bankrover?
Slide 32 - Open vraag
Genoten de gasten van de door Jonnie bereide/bereidde maaltijd?
A
bereide
B
bereidde
Slide 33 - Quizvraag
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken.
Soms moet je een -e achter het woord zetten. branden (inf.) - verbrand (vd) - het verbrande hout brandend (od) - het brandende hout verwoesten (inf.) - verwoest (vd) - het verwoeste huis
Slide 34 - Tekstslide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je voor de uitspraak -tt- of -dd- schrijven: bezetten (inf.) - bezet (vd) - de bezette stoel bekladden (inf.) - beklad (vd) - de bekladde muur
Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord dus zo kort mogelijk!!!
Slide 35 - Tekstslide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Als een voltooid deelwoord op -en eindigt (bijvoorbeeld gelopen), dan blijft dit hetzelfde als het een bijvoeglijk naamwoord wordt (de gelopen race).
verliezen (inf.) - verloren (vd.) - de verloren wedstrijd