Spreekwoorden Nederlands

Online les Nederlands
Klas 3C Terra Nigra college

Spreekwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Online les Nederlands
Klas 3C Terra Nigra college

Spreekwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
* heb je geoefend met een aantal spreekwoorden
*Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden
* heb je een quiz gemaakt met een aantal spreekwoorden in

Slide 2 - Tekstslide

Kijk naar de intro video 
Let goed op, er worden vragen gesteld over deze korte video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke spreekwoorden herkende je in deze Video..

Slide 5 - Woordweb

We gaan nu een spreekwoorden quiz doen?
Je krijgt steeds een ABCD vraag die over spreekwoorden gaat. 
Bij sommige moet je het spreekwoord benoemen, 
bij sommige de betekenis. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke spreekwoorden ken je zelf?
Noem er minimaal 3.

Slide 7 - Open vraag

Kijk 30 seconden naar deze afbeelding...
Welke spreekwoorden herken je in deze afbeelding?
Ik geef na de 30 seconden beurten...
timer
0:30

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent:
De appel valt niet ver van de boom?
A
Iemand is altijd boos op zijn ouders
B
Appels vallen naast appels en niet naast peren
C
Iemand lijkt heel erg op zijn ouders
D
Ieder familielid lijkt op elkaar

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent:
Appels met peren vergelijken?
A
2 verschillende dingen met elkaar vergelijken
B
Iets oneerlijk vinden omdat je buurman dat wel mag
C
Appels en peren in een mand doen
D
2 verschillende dingen tegen iemand zeggen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent dit plaatje?
A
Met je rugzak op pad
B
Als de kat van huis is gaat de hond op pad
C
Alle wegen leiden naar Rome
D
wandelend naar Rome

Slide 11 - Quizvraag

Vul in.
Lachen als een boer met...
A
Tanden
B
kiespijn
C
aardappelen
D
werk

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent:
Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten
A
Als je iets fout doet krijg je klappen
B
Als je iets fout doet komt het wel weer goed
C
als je je verbrandt doet het heel erg pijn
D
als je iets fout doet moet je zelf de gevolgen dragen

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent:
Wie goed doet, goed ontmoet?
A
als je goede dingen doet gaat alles vanzelf
B
als je aardig bent naar andere doen zij vervelend naar jou
C
als je goed bent voor anderen zijn zij ook goed voor jou
D
als je slim bent ontmoet je slimme mensen

Slide 14 - Quizvraag

wat betekent:
Een man en man, een woord een woord
A
je beloftes nakomen
B
Tegen iedereen het zelfde zeggen
C
Alleen met mannen praten
D
opscheppen

Slide 15 - Quizvraag

wat betekent:
Een ezel stoot zich niet 2 keer aan dezelfde steen?
A
Een fout steeds weer opnieuw maken
B
Een fout niet weer opnieuw maken
C
tegen een steen oplopen
D
2 keer hetzelfde eten

Slide 16 - Quizvraag

Maak het spreekwoord af:
Op alle slakken...
A
Sla leggen
B
Plassen
C
Zout leggen
D
Peper strooien

Slide 17 - Quizvraag

Maak het spreekwoord af:
het geluk...
A
is met de dieren
B
is met de slimme mensen
C
is met de domme
D
is met het weer

Slide 18 - Quizvraag

en de winnaar is.....

Slide 19 - Tekstslide

Bedankt dat jullie de les gevolgd hebben
Jullie gaan nu verder werken aan jullie huiswerk. 
Dat heb ik jullie gemaild. 
Kijk dus op jullie mail.
Daarin staat ook hoe laat ik met jullie individueel inbel om dingen te bespreken. 

Slide 20 - Tekstslide