5.4

WELKOM
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen hoofdstuk 5.4 (blz  142)
  • Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  • Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
                                                   

Slide 2 - Tekstslide

Lesindeling
  • Herhalen paragraaf 3 
  • Uitleg paragraaf 4
    (blz 142)
  • Oefenen 
  • Nakijken
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen 5.3

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer betaal je Btw?
Als je iets koopt betaal je BTW

-Btw staat voor Belasting over de toegevoegde waarde
- Het is een belasting die de winkelier moet optellen bij de verkoopprijs
 

Slide 5 - Tekstslide

  • Je betaald de verkoopprijs en btw

Slide 6 - Tekstslide

  • Jij betaald btw aan de verkoper
  • De verkoper betaald de btw aan de overheid
  • Indirecte belasting: je betaald via de winkelier / verkoper aan de overheid

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
de btw
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 8 - Quizvraag

Verkoopprijs versus consumentenprijs
  • Verkoopprijs
  • Het bedrag dat de winkel wil ontvangen
  • Btw
  • 9% of 21% van de verkoopprijs
  • Consumentenprijs
  • Het bedrag dat de consument betaald

Slide 9 - Tekstslide

Je koopt een tas met een verkoopprijs van €45. Het btw tarief is 21%.
1. Bereken de btw.

Slide 10 - Open vraag

Je koopt een tas met een verkoopprijs van €45. Het btw tarief is 21%.
2. Bereken de consumentenprijs.

Slide 11 - Open vraag

Btw 

Slide 12 - Tekstslide

Wat houd je over?
(blz 142)

Slide 13 - Tekstslide

Inkoopwaarde
  • = het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van producten
  • Als een supermarkt die producten verkoopt, levert dat omzet op. 

Slide 14 - Tekstslide

BRUTOWINST
VB:
Ayoub heeft een omzet  behaald van €1000. 
De inkoopwaarde is €700. Bereken de brutowinst.

De brutowinst = €1000 - €700 = € 300
 
= het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde.

Slide 15 - Tekstslide

Brutowinst berekenen 

  • Omzet                            €1000
  • Inkoopwaarde -           € 700  -
  • Brutowinst                    € 300

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?   Twee opdrachten uit blz 142 ( zelf kiezen!) 
           + opdracht 57 (blz 143) 

Hoe?   Zelfstandig
Hulp?  Blz 142/143 nogmaals lezen -> toch lastig? hulp vragen aan de docent 
Klaar?  Lezen blz 143 ''nog meer kosten'' en maken opdracht 59 en 60 

Tijd? 10 minuten 
Resultaat: De opdrachten klassikaal bespreken


timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Inkoopwaarde = € 7 500,-
Omzet = € 11 300,-
Wat is de brutowinst?
A
3800
B
3600
C
4800
D
5400

Slide 18 - Quizvraag

Het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van producten noem je de
A
Omzet
B
Inkoopwaarde

Slide 19 - Quizvraag