1. kies bij __1__ in alinea 3 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A - arrogance (arrogantie)
B - confidence (zelfverzekerdheid)
C - dishonesty (oneerlijkheid)
D - obedience (gehoorzaamheid)
E - respect (respect)
Uit tekst:
'If you spy on your children they won't stop doing what they're doing, they'll simply become better at hiding stuff. After all, that's what you're teaching them: ...1...'