Fictie - herhaling havo 2

Fictie - herhaling havo 2
Personages
Perspectief
Ruimte
Historische tijd
Chronologie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fictie - herhaling havo 2
Personages
Perspectief
Ruimte
Historische tijd
Chronologie

Slide 1 - Tekstslide

Personages
De volgende vragen gaan over personages. Is het waar of niet waar, wat er beweerd wordt?

Slide 2 - Tekstslide

In een verhaal heb je altijd te maken met één hoofdpersoon!
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Van de hoofdpersoon kom je te weten wat hij voelt en denkt.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een hoofdpersoon maakt meestal een ontwikkeling door (hij of zij leert iets).
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Perspectief
De volgende vragen gaan over perspectief. Welk perspectief wordt gebruikt in de tekstjes die je gaat lezen?

Slide 6 - Tekstslide

"Ik wilde dat niet doen. Mijn hart sloeg bij de gedachte al over!"
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
C
alleswetend perspectief

Slide 7 - Quizvraag

Marlies hield de kat vast, terwijl Johan de mand pakte. Ze vonden dit spannend. Buiten wachtte hun vader.
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
C
alleswetend perspectief

Slide 8 - Quizvraag

Wat was het warm in het lokaal. Bart pakte zijn boek. Zijn handen plakten. Hij wilde naar huis, naar zijn Xbox.
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
C
alleswetend perspectief

Slide 9 - Quizvraag

Ruimte
De volgende vragen gaan over 'ruimte in verhalen'. Wat weet je daar nog van?

Slide 10 - Tekstslide

Ruimte bestaat uit drie onderdelen: weer, tijdstip en sfeer.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De schrijver gebruikt 'ruimte' om een sfeer neer te zetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Historische tijd
Kun je uitleggen wat historische tijd is? Dan kun je de volgende vragen zeker ook beantwoorden!

Slide 13 - Tekstslide

Historische tijd gaat over boeken uit de middeleeuwen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De Tweede Wereldoorlog is een voorbeeld van 'historische tijd'.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

De historische tijd kun je bewijzen door...
A
jaartallen op te zoeken in het verhaal
B
voorwerpen uit die tijd op te zoeken in het verhaal
C
het taalgebruik van de verhaalfiguren te onderzoeken
D
alle drie de mogelijkheden zijn goed

Slide 16 - Quizvraag

Chronologie
Waar gaat chronologie over? Als je dat weet, kun je de volgende vragen correct beantwoorden.

Slide 17 - Tekstslide

Als een verhaal in chronologische volgorde is geschreven, is het in een logische volgorde geschreven.
A
waar
B
niet waar
C
niet per se waar

Slide 18 - Quizvraag

Aan het begin van het verhaal is iemand vermoord. Daarna lees je hoe het zo gekomen is. Dit is meestal...
A
chronologische volgorde
B
niet in chronologische volgorde

Slide 19 - Quizvraag

Welk onderdeel vind je nog lastig?

Slide 20 - Open vraag