In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H5
Slide 1 - Tekstslide
Handelsbalans
Op de Handelsbalans staat de geldwaarde van de import en export van goederen.
Slide 2 - Tekstslide
Betalingsbalans
Betalingsbalans:
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland
Uitvoerwaarde:
Wat we in totaal met export verdienen
Invoerwaarde:
Wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
Overschot op de betalingsbalans:
export > import
(er komt meer geld binnen door export dan dat er via de import uit gaat)
O
Tekort op de betalingsbalans:
import > export
(er gaat meer geld uit door import, dan er binnenkomt door export)
T
Slide 3 - Tekstslide
Nederland heeft een ... op de betalingsbalans
A
Overschot
B
Tekort
Slide 4 - Quizvraag
Saldo van de betalingsbalans is .......
A
import - export
B
export - import
C
inkomsten - uitgaven
Slide 5 - Quizvraag
De import van een land in Zuid Amerika bedraagt dit jaar 276 miljard dollar. Het nationaal inkomen van dit land is 900 miljard dollar. Bereken hoeveel procent van het nationale inkomen wordt gebruikt om goederen te importeren.
A
326,09%
B
30,67%
C
30,66%
D
30,65%
Slide 6 - Quizvraag
Wederuitvoer
Nederland voert producten in die vervolgens doorverkocht worden aan het buitenland.
Dit heet doorvoerhandel of wederuitvoer.
Slide 7 - Tekstslide
Wederuitvoer
Slide 8 - Tekstslide
Vrijhandel is handel van goederen
A
zonder belemmeringen
B
zonder vervoerdkosten
C
met invoerrechten
D
met subsidie
Slide 9 - Quizvraag
Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren
Slide 10 - Quizvraag
Vrijhandel
Vrijhandel wil zeggen dat er geen protectionistische handelsbelemmeringen bestaan
--> WTO (World Trade Organization) zet zich wereldwijd in voor vrijhandel
Slide 11 - Tekstslide
Staatsschuld
Staatsschuld
Nederland 2020:
Schuld: €491mld
Bbp: €778mld
Slide 12 - Tekstslide
Staatsschuld
een begrotingstekort = toename staatsschuld
een begrotingsoverschot= afname staatschuld
Slide 13 - Tekstslide
Het rentepercentage van de staatschuld is 2%, het bedrag aan rente is op dit moment 5 miljoen. Hoe groot is de staatschuld?
A
100.000
B
255 miljard
C
250 miljoen
D
1 miljoen
Slide 14 - Quizvraag
Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.
Tegenovergestelde is een
begrotingsoverschot.
Slide 15 - Tekstslide
Sociale verzekeringen worden betaald met?
A
BTW
B
Bealstingen
C
Premies
D
Accijns
Slide 16 - Quizvraag
De sociale verzekeringen zijn onder te verdelen in:
A
volksverzekeringen en scadeverzekeringen
B
werknemersverzekeringen en risicoverzekeringen
C
volksverzekeringen en werknemersverzekeringen
D
collectieve verzekeringen en particuliere verzekeringen
Slide 17 - Quizvraag
Mensen met weinig of geen inkomen en zonder recht op een andere voorziening krijgen hierdoor toch een uitkering
A
ziektewet (ZW)
B
Wajong
C
werkloosheidswet (WW)
D
Wet werk en bijstand (WWB)
Slide 18 - Quizvraag
De AOW is een...?
A
Sociale voorziening
B
Sociale verzekering
Slide 19 - Quizvraag
Willem is werkloos. Hij heeft zich niet ingeschreven bij het UWV als werkloze. Behoort Willem tot de geregistreerde werkloosheid of verborgen werkloosheid?
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid
Slide 20 - Quizvraag
In Utrecht is er veel werkloosheid omdat daar veel aanbod op de arbeidsmarkt is. Van wat voor werkloosheid is hier spraken?
A
Frictiewerkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Structurele werkloosheid
Slide 21 - Quizvraag
sociale verzekeringen
Bij de sociale verzekeringen hebben we:
Werknemersverzekeringen
Volksverzekeringen
Slide 22 - Tekstslide
Sociale verzekeringen en voorzieningen
Sociale verzekeringen worden betaald uit (verzekerings)premies.
Sociale voorzieningen worden betaald uit belastingontvangsten.
Verzekeringen zijn alleen voor verzekeringnemers, voorzieningen zijn voor iedereen.
Slide 23 - Tekstslide
Sociale zekerheid
Deze bestaat uit de sociale verzekeringen en de sociale voorzieningen.
Sociale verzekeringen -> werknemersverzekeringen
Sociale voorzieningen -> uitkeringen als de bijstand