B2G

Welkom B2G
Etui, (planner), lesboek, schrift open op tafel
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom B2G
Etui, (planner), lesboek, schrift open op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Verhalen over verleden en toekomst

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- De eerste zinnen van een boek
- Werken aan opdracht 9 t/m 14 (pp. 73)
- Klaar? Numo


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

Aan het einde van de les....
- Aan het einde van de les weet je dat romans die in de toekomst of in het verleden spelen meestal iets zeggen over de tijd waarin ze zijn geschreven.
- Ik kan kenmerken van historische en toekomstverhalen herkennen en een verhaal dat in het verleden speelt, begrijpen.
-Ik kan historische of toekomstelementen in een verhaal verklaren en verbanden leggen met de actualiteit.
-Ik kan zelf een verhaal bedenken voor een dystopische of utopische jeugdroman

Slide 4 - Tekstslide

De eerste zinnen van een boek

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De eerste zinnen van een boek
Josie schrok toen ze de school zag. Ze had zich iets monumentaals voorgesteld, iets dat leek op het gymnasium waar ze zelf op had gezeten. Dit leek niet eens op een school, eerder op een crèche of een buurthuis uit de jaren zeventig dat kreunde onder tientallen jaren verwaarlozing. In het verdorde gras bij het hek stond een bord: WIJCKER SCHOLENGEMEENSCHAP AFD. VMBO. Boven VMBO had iemand met een zwarte stift KUT geschreven. Ze zette haar fiets in de stalling , haalde diep adem en liep met korte, vlugge passen naar de ingang.

Slide 7 - Tekstslide

Werken aan de opdracht 
Wat? Opdracht 9 t/m 14 (pp. 73)
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Het is huiswerk voor 16/5/24
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs 
Klaar? Numo

Gebruik de theorie op bladzijde 116-117 van je handboek 




Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk
Voor donderdag(16/5/24) moet opdracht 9 t/m 14 op bladzijde 73 OB af zijn.

Schrijf dit op in je plenda!
Het huiswerk staat ook in magister!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Basisprincipes spelling

Slide 11 - Tekstslide

Vandaag
- Huiswerk nakijken
- Lezen pp. 172-173 (klassikaal)
- Instructies: Basisprincipes spelling
- Maken: 1, 2 en 3 pp. 116 OB + klassikaal bespreken.





Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

- Aan het einde van deze les weet je welke basisprincipes spelling er zijn.
- Je herkent op welke basisprincipes de spelling van een woord is gebaseerd.
- Je kan uitleggen waarom woorden op een bepaalde manier worden gespeld.
- Je kan zelf nieuwe voorbeelden bedenken van bijzonderheden in de spelling en je mening over het gebruik van spelling beargumenteren

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 9 t/m 14 pp. 73 OB
Per tweetal een antwoordvel pakken. Als je klaar bent antwoordvel weer bij mij inleveren
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten 1, 2 en 3 (pp. 116-117 OB)
Maak de volgende zin af: 'Ik vind spelling ........, want.......
Welke woorden worden hier bedoeld:
                             sestien
                             onloogies
                             meedajjuh
                             doesjdzel
                             kompjoetur
                             fansellufspreekunt
3. Op welke manier zijn ze volgens jou geschreven?
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Basisprincipes spelling
Er zijn verschillende basisprincipes bij spelling. Dit is een hoofdregel, dus een algemene manier waarop iets werkt.

1. Uitspraak:
Je schrijft woorden op zoals ze klinken.
tafel, stoel, fles
We gebruiken ongeveer 40 klanken in het Nederlands.
Wat zijn voorbeelden van klanken waarvoor je meerdere letters van het alfabet nodig hebt?

Slide 16 - Tekstslide

Basisprincipes spelling
2. Gelijkvormigheid:
We spellen vergelijkbare woorden zoveel mogelijk hetzelfde.
hand - handen, bloed - bloeden, hij wordt - hij rent
3. Herkomst:
De geschiedenis van het woord bepaald hoe het gespeld wordt.
bureau + cadeau (Frans)
Hoe vroeger mensen Nederlands spraken (vroeger was er een verschil tussen ei en ij, au en ou in uitspraak).

Slide 17 - Tekstslide

Basisprincipes spelling
Door de spelling in je tekst krijgt de lezer een bepaald beeld van jou. Veel spelfouten zijn erg storend. Lees daarom altijd nog goed je tekst door en controleer het op spelfouten.

welke drie soorten basisprincipes zijn er?

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag 17/5/24 maken opdracht 4 t/m 11 pp. 116-117 OB



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

We gaan 25 minuten lezen
timer
25:00

Slide 21 - Tekstslide

Vandaag
- Huiswerk nakijken: opdracht 4 t/m 11 pp. 116-117 OB
- Kahoot!

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

- Aan het einde van deze les weet je welke basisprincipes spelling er zijn.
- Je herkent op welke basisprincipes de spelling van een woord is gebaseerd.
- Je kan uitleggen waarom woorden op een bepaalde manier worden gespeld.
- Je kan zelf nieuwe voorbeelden bedenken van bijzonderheden in de spelling en je mening over het gebruik van spelling beargumenteren

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 4 t/m 11 pp. 116-117 OB
Per tweetal een antwoordvel pakken. Als je klaar bent antwoordvel weer bij mij inleveren
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Donderdag 23/5/24 lezen de theorie op pp. 28-29 HB
Maken opdracht 1,3, 8 en 10 pp. 78-79 OB. Doorgehaald (later in het jaar behandelen)



Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Welkom

Slide 27 - Tekstslide

Deze les
- Theorie meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden pp. 176-179 HB
- Klassikaal opdracht 1 pag.18 OB
- Maken opdracht 2 t/m 5 pp. 118-119 OB
Lesdoelen
Aan het eind van deze les
...weet je op welke manieren een meervoud van een zelfstandig naamwoord en hoe een bijvoeglijk naamwoord gevormd worden
...kun je het juiste meervoud van een zelfstandig naamwoord en de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord maken
...kun je bijzonderheden met meervouden en bijvoeglijke naamwoorden uitleggen
...kun je zelf nieuwe voorbeelden vinden of bedenken van bijzonderheden met meervoudsvorming of bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 28 - Tekstslide

Theorie

Slide 29 - Tekstslide

Meervoudsvorming
  • Meervoud op -en: muts-> mutsen
  • Korte klank >medeklinker verdubbelen: ->kat - katten (niet: *katen)
  • Lange klank>klinker weggelaten:-> beer - beren (niet *beeren)
  • Eindigt een woord op -ik, -es, -el, -is en -it , dan verdubbelt de medeklinker alleen als daar de klemtoon op valt: -> blik-blikken, per-zik / perziken
  • Soms moet je een -f veranderen in een -v of of een -s veranderen in een -z: ->wolf > wolven  huis > huizen

Slide 30 - Tekstslide

Meervoudsvorming
  • Eindigt op een klinker + geen spraakverwarring > -s vast, en anders 's > finale-finales /auto-auto's  
  • EN/FR leenwoorden>meervoud -s: -> cowboy- cowboys, bonbon-bonbons
  • Het woord eindigt op een -a, -i, -o, -u of -y en geeft uitspraakverwarring dan krijgt het meervoud een apostrof: -> ski - ski's, lama - lama's
  • Afkortingen in het meervoud >altijd -'s. De letters -s of -x en afkortingen die hierop eindigen > altijd -'en:-> gps-gps'en,   x- x'en
  • Alle andere letters en afkortingen > -'s : -> dvd- dvd's
  • Afkortingen die eindigen op een cijfer > altijd -'s-> mp3-mp3's

Slide 31 - Tekstslide

Meervoudsvorming

  • Meervoud met een trema. Klemtoon op ie >meervoud -ieën-> melodie- melodieën.  Klemtoon op andere klank >meervoud -iën: -> bacterie- bacteriën
  • woorden  op -ee in het meervoud -eeën: idee->ideeën

Slide 32 - Tekstslide

Meervoudsvorming
  • Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen: -> groente-groentes/groenten
  • Leenwoorden (Latijn/Grieks/Italiaans) oorspronkelijke meervoud of vernederlandste: museum - musea /museums
  •  Soms afhankelijk van de betekenis : portier-portiers-portieren

Slide 33 - Tekstslide

Meervoudsvorming
  • Soms verandert de klinker in het meervoud: schoonheid->schoonheden 
  • Sommige woorden hebben een meervoud op -eren: kind->kinderen
  • Onregelmatige meervoudsvormen: Koe-> koeien of lende ->lendenen

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 1
Klassikaal

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Opdracht 2 t/m 5 pp. 118-119
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? het is huiswerk voor 23/5/24
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar?
  • Laat zien dat je alle opdrachten hebt gemaakt en kijk de opdrachten na
  • Numo

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
Voor vrijdag 24/5/24 lezen theorie op pp. 176-179 HB en maken opdracht 2 t/m 5 pp. 118-119 OB

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

We gaan 20 minuten lezen
timer
20:00

Slide 39 - Tekstslide

Deze les
- Lezen
- Nadat je je huiswerk hebt laten zien mag je een antwoordblad meenemen om de opdrachten na te kijken
- Instructies: bijvoeglijk naamwoord
- Lezen pp. 180-181 HB en maken opdracht 1 pag. 120 OB
Lesdoelen
Aan het eind van deze les
...weet je op welke manieren een meervoud van een zelfstandig naamwoord en hoe een bijvoeglijk naamwoord gevormd worden
...kun je het juiste meervoud van een zelfstandig naamwoord en de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord maken
...kun je bijzonderheden met meervouden en bijvoeglijke naamwoorden uitleggen
...kun je zelf nieuwe voorbeelden vinden of bedenken van bijzonderheden met meervoudsvorming of bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen pp. 180-181 HB en maken opdracht 1 pag. 120 OB

Slide 41 - Tekstslide

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord (bn)?
  • Je plakt een -e achter het woord: mooi ->mooie (lange vorm)
  •  Verdubbeling medeklinker bij een korte klank: wit-> de witte gympen
  • Klinker weggelaten bij een lange klank: bezweet->het bezwete voorhoofd
  • Soms verandert het woord niet : korte vorm 

Slide 42 - Tekstslide

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord (bn)?
  • Korte vorm gebruik je als (1) het bn achter het zn staat-> dat huis is prachtigdat huis is prachtig
  •  Korte vorm gebruik je als (2) je bij de 'een-vorm van een 'het woord': -> een mooi meisje of bij geen lidwoord: -> een mooi meisjegoed idee!
  • In de lange vorm veranderen de -s en -f meestal in een -z en -v  

Slide 43 - Tekstslide

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord (bn)?
  • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen vaak op en: -> ijzeren schaar, gouden ring 
  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! zij krijgen geen extra -e of -en: -> plastic stoel
     

Slide 44 - Tekstslide

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Soms worden bijvoeglijke naamwoordengemaakt van deelwoorden(voltooid deelwoord-onvoltooid deelwoord)
  • De gemaakte opdrachten
  • De lachende kinderen

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
  • Soms moet je een -e achter een woord zetten: gemaakt-> de gemaakte fout, geschilderd-> een geschilderd huis (waarom hier geen -e?)
  • Spel het bn zo kort en eenvoudig mogelijk: vermoord-> de vermoorde man
  • Soms moet je -tt of -dd schrijven, vanwege de uitspraak: bezet->de bezette gebieden
  • Van voltooide deelwoorden op -en blijft de spelling gelijk; de -n blijft staan: geschrokken-> de geschrokken jongen  

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Trappen van vergelijking
  • Bn krijgt in vergrotende trap + er, in overtreffende trap +er: mooi->mooier->mooist
  • Bn eindigend op een s klank in overtreffende trap alleen +t: los->losser->lost
  • De -s verandert in vergrotende trap soms in z en de -f in -v: braaf->braver->braafst, precies->preciezer->preciest  

Slide 49 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Als bn eindigt op -r ,dan eindigt de vergrotende trap op -der: zuur->zuurder->zuurst
  • Als bn eindigt op een stomme -e of op -sd,-st of-isch,dan in overtreffende trap meest vóór bn: roze->rozer->meest roze
  • Onregelmatige trappen van vergelijking: goed->beter->best
  • Bijzondere gevallen: chic->chiquer->chicst  

Slide 50 - Tekstslide