5. Verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

DOEL

Ik kan een verkleinwoord goed spellen.

VERKLEINWOORD

Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken.

HUIS

Een groot huis.

Een klein ...

UITLEG -JE

HUISJE

Vaak maak je een verkleinwoord door -je achter het woord te zetten.

haak - haakje

rups - rupsje

BEZEM

Een grote bezem

Een klein ...

UITLEG -PJE

BEZEMPJE

Soms komt er -pje achter het woord.

film - filmpje

worm - wormpje

TAFEL

Een grote tafel

Een klein ...

UITLEG -TJE

TAFELTJE

Soms komt er -tje achter het woord.

tuin - tuintje

BAL

Een grote bal

Een klein ...

UITLEG -ETJE

BALLETJE

Soms komt er -etje achter het woord.

Let op de medeklinker die verdubbelt!

gum - gummetje

KETTING

Een grote ketting

Een klein ...

WANDELING

Een grote wandeling

Een klein ...

UITLEG -KJE/-ETJE

KETTINKJE 

Een woord dat eindigt op -ng: soms wordt <-ng> een -<nk>.

WANDELINGETJE

Een woord dat eindigt op -ng: soms komt er -etje achter.

AUTO

Een grote auto

Een klein ...

Eindigt het woord op een lange klank?

-a, -o, -u, -é 

AUTOOTJE

Je schrijft de klinker twee keer. Je spreekt het woord anders verkeerd uit.

baby

Een grote baby

Een klein ...

Eindigt het woord op -y?

baby'tje

Je schrijft 'tje. 

Een grote pony.

Een klein .....

PONY'TJE

Een groot geheim.

Een klein .....

GEHEIMPJE

Een groot park.

Een klein .....

PARKJE

Een grote bon.

Een klein .....

BONNETJE

Een grote trein.

Een klein .....

TREINTJE

Een grote woning.

Een klein .....

WONINKJE

Een groot ding.

Een klein .....

DINGETJE

Een grote camera.

Een klein .....

CAMERAATJE

MAAK DE OPDRACHT!