Workshop studiedag faalangst

Workshop faalangst
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Leren-lerenMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Workshop faalangst

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoop je vandaag te "halen"?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk jij aan bij faalangst?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Een opdracht......

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontspanning
&                   Ademhaling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Workshop faalangst
  • Je kunt in eigen woorden uitleggen wat faalangst is.
  • Je hebt handvatten gekregen om faalangst te signaleren
  • Je hebt handvatten om als docent of als mentor leerlingen met faalangst te helpen met zijn/haar angst. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is faalangst? 
Faalangst is de angst om te mislukken in situaties waarin je wordt beoordeeld of denkt te worden beoordeeld. Onzekere kinderen ontwikkelen een bepaald soort denken; zij denken vanuit een negatief zelfbeeld.   Het eerste wat opvalt bij faalangst: `Er komt niet uit wat er in zit!



`

Slide 8 - Tekstslide

De vrees om te mislukken staat centraal. Dit bepaalt hun denken.
We spreken pas over faalangst als een kind zo gegrepen is door de angst voor mislukking dat het kind geblokkeerd raakt.
Faalangst kunnen we onderverdelen in drie groepen:
  • cognitieve faalangst
  • sociale faalangst
  • motorische faalangst

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve faalangst
Cognitie heeft met leervermogen te maken. 
Deze kinderen vinden het lastig om te laten zien wat zij aan kennis hebben geleerd. Dit uit zich met name bij het maken van toetsen. `Als ik maar weer geen onvoldoende haal`.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De cognitieve faalangst wordt verdeeld in 2 groepen:
  • actief: leerling werkt heel hard
  • passief: leerling doet niets meer, lijkt ongemotiveerd

Slide 11 - Tekstslide

Actieve faalangst
Deze kinderen werken hard en streven naar zo goed mogelijke resultaten. Daar lijkt niets mis mee, ware het niet, dat voor hen de resultaten nooit goed genoeg zijn. Ze leren zoveel mogelijk uit het hoofd en nemen niet genoeg afstand van de stof. Ze steunen dus erg op hun geheugen. Als de hoeveelheid leerstof toeneemt, lopen ze dus vast

Passieve faalangst
Deze kinderen hebben “ontdekt” dat hun inspanningen nergens toe leiden, Hoe meer je je inspant, hoe groter elke keer de teleurstelling. Daarom doen zij juist niets meer. Ze gaan dagdromen of vertonen opstandig of clownesk gedrag.
Sociale faalangst
Het moeilijk vinden om iets te zeggen binnen een groep.
Het lastig vinden om een vreemde aan te spreken. 

Voorbeelden: spreekbeurt, boodschappen doen, een telefoongesprek, vraag stellen in de klas. 
`Dan word ik helemaal rood!`

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motorische faalangst
Dit heeft te maken met de motoriek van het lichaam. Je staat stijf van angst. 

Voorbeelden: Les bewegingsonderwijs,  autorijexamen; je weet soms niet meer wat links is en wat rechts is!


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat faalangst? 
Faalangst kan op verschillende manieren ontstaan. 
  • Soms aangeboren
  • Onbewust kopieergedrag (door faalangst bij een van de ouders)
  • Verwachting van presteren in bepaalde omgeving.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe ontstaat faalangst?
Faalangst kan op verschillende manieren ontstaan. Soms kan het aangeboren zijn. Het kan ontstaan doordat een ouder last heeft van faalangst en een kind dit gedrag onbewust kopieert. Het kan ook ontstaan doordat een kind vaak moet presteren in een bepaalde omgeving. Faalangst ontstaat meestal op jonge leeftijd. Dit kan bijvoorbeeld komen door leerproblemen of dat je kind gelooft dat hij alles perfect moet doen. Maar ook als je ouder bent, kan faalangst ontstaan. Bijvoorbeeld als je ‘anders’ bent en niet bij een bepaalde groep hoort. Je doet alles om erbij te horen en als dat niet lukt dan kan dat als falen voelen.
Ook opvoeding kan een belangrijke rol spelen. Als ouders geven we ons kind vaak goed bedoelde opdrachten of suggesties mee. Bijvoorbeeld:
‘Doe je best’, ‘Doe me een plezier’, ‘Flink zijn’, ‘Schiet op’ of ‘Doe normaal’.
Dit lijken hele gewone uitspraken, maar je kind weet niet wat hiermee wordt bedoeld. Als ouder weet je precies wat je bedoelt als je dit zegt, maar je kind heeft geen idee. Je geeft namelijk geen referentiekader mee.
Neem bijvoorbeeld ‘Doe je best’. Hoe weet je kind wanneer hij zijn best heeft gedaan? Hij heeft geen idee, dus hij doet wat hij denkt dat hij moet doen. En als hij dan een negatief resultaat heeft, dan kan je als ouder misschien boos of teleurgesteld reageren. Je kind gaat dan twijfelen aan zichzelf. Of ‘Doe normaal’, wat betekent dat voor je kind? Wat moet je kind dan doen? Handiger is, is om specifiek te zeggen wat je van je kind verwacht. Wat wil je dat je kind doet?
Wat zijn de gevolgen van faalangst? 
• Je kunt niet meer denken.
• Je voelt nog meer angst!
• Je kunt nog minder denken!
• Je wilt nog meer bewegen, maar je moet op je stoel blijven zitten tijdens de toets.
• Er komt steeds minder bloed naar je hersenen!
• Je raakt in paniek.
• Er ontstaat BLACK-OUT!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ingewikkelde denkpatroon van faalangstige leerlingen… 
Ik ben dom.
Ik ben de enige met dit probleem.
Ik moet op een maximaal resultaat mikken, anders lijkt het of ik niks kan.
Fouten maken mag niet, anders lijk ik dom.
Iets vragen aan de docent, bijvoorbeeld omdat ik het nog niet (helemaal) snap, doe ik niet, want anders vinden de docent en mijn klasgenoten me dom.
Anderen vinden mij alleen de moeite waard als ik hoog scoor.
Als iemand mij een compliment geeft, meent hij dat niet echt.
Als de docent kritiek geeft op mijn werk, bedoelt hij eigenlijk dat ik dom ben.
Ik kies te moeilijke opdrachten, dan kan niemand me verwijten dat ik fouten maak.
Als ik zelf alvast zeg dat mijn werk waardeloos is, valt de teleurstelling mee als de docent het zegt.
Als ik mijn werk/repetitie “vergeet” te leren, kan ik ook geen fouten maken omdat ik te dom ben.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je voor gedrag bij faalangstige leerlingen in de les?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je
hiervan in de les?

Tijdens de
instructie: 





  • De uitleg van
    de nieuwe stof missen deze leerlingen vaak gedeeltelijk. Hun hoofd
    zit namelijk vol met “Ik snap dit toch nooit-gedachten.”
  • Als je deze
    leerlingen tijdens de instructie een vraag wil stellen, duiken ze weg. Ze
    kijken je niet aan tijdens de uitleg.
  • Ze stellen
    extreem veel vragen óf ze stellen helemaal geen vragen over de nieuwe stof. 


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je
hiervan in de les? 

Tijdens het
zelfstandig werken:
 

  • Bij het maken
    van nieuwe opdrachten zijn deze leerlingen onzeker en vragen ze nog een paar
    keer wat ze moeten doen (vragen naar de in jouw ogen bekende weg).
     

  • Tijdens het
    maken van opdrachten vragen ze veel bevestiging óf ze blijven ploeteren op hun
    werk en vragen niets, terwijl ze wel vastlopen.

  • Ze maken vaak
    negatieve opmerkingen over zichzelf en hun werk.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kan het ook anders?
       “Als je doet wat je altijd al deed
            zul je krijgen wat je altijd al kreeg.”
                                     Albert Einstein


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positieve feedback van de docent
  • Maak faalangst bespreekbaar
  • Fouten zijn ok, fouten zijn leerzaam!
  • Vier je eerste onvoldoende
  • De ‘meest favoriete fout’ bespreken
  • Met groen nakijken
  • Schrijf positieve feedback op een toets.
  • Tel punten, geen fouten.
  • Maak regelmatig positieve en bemoedigende
       opmerkingen, werk aan succeservaringen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als mentor kun je
  • samen met de leerling het probleem verkennen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

helpende gedachten stimuleren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het G denken

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen we tijdens de BOF training met leerlingen?
Bijeenkomst 1: Achtergrond info faalangst
Bijeenkomst 2: Ademhaling en ontspanningsoefeningen
Bijeenkomst 3: Mijn denken de baas, het G denken
Bijeenkomst 4: Relax studeren kun je leren
Bijeenkomst 5: Positief denken over jezelf, zelfvertrouwen
Bijeenkomst 6: Baas over je gedachten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zinvol was deze workshop voor jou?
zinvol
deels zinvol
niet zinvol

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Heb je iets gemist? zo ja, wat?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat neem je mee van vandaag, waar ga je mee aan de slag?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies