Module 9 Workshop: Angst en faalangst

Module 9 
Angst en faalangst
Vista groen: 0R 79G 89B
Vista oranje: 229R 106G 84B
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ModuleMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Module 9 
Angst en faalangst
Vista groen: 0R 79G 89B
Vista oranje: 229R 106G 84B

Slide 1 - Tekstslide

Maar liefst één op de vijf Nederlanders heeft, bewust of onbewust, last van een angststoornis
Leeropbrengst workshop 1.1:
 
  1. Ik weet wat een angststoornis is. 
  2. Ik weet hoe ik een angststoornis kan herkennen.
  3. Ik weet hoe ik kinderen met een angststoornis kan  begeleiden.
Leeropbrengst workshop 1.2: 

  1. Ik weet wat faalangst is.
  2. Ik weet hoe ik faalangst  kan herkennen.
  3. Ik weet hoe ik kinderen met faalangst kan begeleiden.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Workshop:
Onderwijs op maat
Angst en faalangst

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis: Waar denk jij aan bij angst?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Noteer jouw steekwoorden van het filmpje van zojuist.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.1 Angst

Angst is een basisemotie.
  • blij, boos, bang, bedroefd (4B’s)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezonde angst
Alarmfunctie
  • Het voorkomt roekeloosheid, ondoordachte of gevaarlijke acties.
  • Het stelt een persoon in staat actie te ondernemen tegen gevaar (vechten, vluchten of bevriezen).

Slide 8 - Tekstslide

Angst is nuttig. Het helpt je gevaar te zien en erop te reageren. Zonder alarmbel om aan te geven dat je alert moet zijn zou het snel slecht met je kunnen aflopen. Dan ga je zonder angst op de rand van een flatgebouw lopen of de snelweg oversteken.

Angsten in een normale ontwikkeling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angst herkennen: 3 niveaus 
Cognitief (kennis):
Zorgen, gedachten (bijv. idee dood te gaan), te sterk inlevingsvermogen 
(zelfkritiek, overschatten eisen omgeving)

Gedragsmatig (sociaal):
Vastklampend gedrag, situaties vermijden, huilen, irritaties.

Fysiologisch (motorisch):
Zweten, hartkloppingen, rode vlekken, blozen, versnelde ademhaling, verhoogde bloeddruk.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongezonde angsten
  1. Gewone angsten blijven ongewoon lang bestaan.
  2. Angsten staan niet in verhouding tot gevaar.
  3. Angst verstoort het dagelijks functioneren.

Angststoornis:
Langer dan 6 maanden niet-leeftijdsgebonden angst.




Slide 11 - Tekstslide

Het kan echter gebeuren dat deze gezonde angst 'ongezond' wordt en je angstklachten of zelfs een angststoornis ontwikkelt. Mensen met een angststoornis zijn namelijk óók bang in situaties die geen direct gevaar opleveren. Ze raken bijvoorbeeld in paniek als ze een presentatie moeten geven op het werk, durven niet meer naar buiten of liggen nachtenlang te piekeren. Het gaat bij angststoornissen in alle gevallen om serieuze symptomen die de kwaliteit van leven ernstig aantasten. 
Angstige mensen zijn slimmer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Juist. Canadees onderzoek uit 2022. 
Als je het verwijt krijgt dat je angstig bent, kan dat dus ook te maken hebben met jouw hoge mate van intelligentie.
Oorzaken
Het ontstaan van een angststoornis:
  • Aanleg (30-40%)        -> temperament, persoonlijkheidskenmerken.
  • Omgeving (60-70%) -> opvoeding, modeling.

Genen en omgeving beïnvloeden elkaar.
Percentages kunnen verschillen per type stoornis.




Slide 13 - Tekstslide

Erfelijk bepaald: Jongeren met een teruggetrokken karakter en geremd gedrag. Ook opvoeding speelt een rol. Jongeren hebben vaak een of twee angstige ouders. Overbeschermd of te autoritair opvoeden of een kind dat onveilig gehecht is loopt kans op ontwikkeling van angststoornis.

Modeling: Als een leerling die een spreekbeurt geeft wordt uitgelachen kan kind bang worden dat dit ook bij hem of haar gebeurt.

Hoe herken je angstige leerlingen in de klas?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken in de klas
Angstige leerlingen:
  • Zijn zwart-witdenkers.
  • Stellen zichzelf gelijk aan fouten.
  • Overdrijven reacties van anderen.
  • Buigen positieve ervaringen om naar negatieve.
  • Stellen hoge eisen aan zichzelf.
  • Interne attributie vs. externe attributie.

Slide 15 - Tekstslide

ad 1:Zwart – wit: Ik doe nooit wat goed.
Niet ik heb een fout gemaakt, maar ik ben slecht.

ad 3: Overdrijven: Iedereen moet mij hebben. (ik krijg alleen maar een compliment omdat ze me zielig vindt).

ad 6: Slechte dingen aan zichzelf toekennen (interne attributie) en goede dingen zijn toeval of door de ander (externe attributie. Hierdoor weinig succes beleving

Angstige jongeren ervaren problemen in ‘denken, doen en voelen’

Denken:  negatief, laag zelfbeeld.
Voelen:   onzeker, weinig zelfvertrouwen, 
                   minderwaardigheidsgevoelens.
Doen:      geen initiatief nemen tot sociale interacties.

Chronische angst kan psychosomatische klachten geven.


Slide 16 - Tekstslide

Psychosomatische klachten zijn lichamelijke klachten die onvoldoende verklaard kunnen worden door een lichamelijke aandoening, maar verergeren door of het gevolg zijn van een psychologisch probleem.
Soorten Angststoornissen
  • Gegeneraliseerde angststoornis GAS (piekerstoornis)
  • Separatieangststoornis ( bang om gescheiden te worden van degene aan wie je gehecht bent)
  • Sociale fobie (bang voor de kritiek van anderen)
  • Specifieke fobie (bijv. hoogtevrees, angst voor spinnen)
  • Paniekstoornis (met of zonder agorafobie -> pleinvrees)
  • Selectief mutisme



Slide 17 - Tekstslide


Geen angststoornis
  • PTSS (posttraumatische stressstoornis) valt onder trauma- en stressgerelateerde stoornissen
  • OCD (obsessief compulsieve stoornis) heeft een aparte groep OCD en verwante stoornissen

Angststoornissen
  • Ruim 10 procent van de jongeren van 13 jaar en ouder heeft een angststoornis. 
  • Het gaat hier vooral om sociale en specifieke fobieën. 
  • Meisjes hebben er vaker last van dan jongens.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je angstige leerlingen begeleiden?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Angstige leerlingen begeleiden
  1. Zorg voor veilig klassenklimaat
  2. Wees voorspelbaar
  3. Werk aan relatie
  4. Laat de leerling (in stapjes) succeservaringen opdoen
  5. Probeer zwart-witdenken te ontkrachten (GGGG)
  6. Zorg voor positieve bevestiging
  7. Bescherm indien nodig
  8. Beloon het proces 

Slide 20 - Tekstslide

ad 4.: voordoen, samendoen, alleen.
ad 5.: Gebeurtenis → Gedachte → Gevoel → Gedrag
Dubbeldiagnoses
  • Andere angststoornissen
  • Depressie
  • ADHD
  • Gedragsstoornissen


Slide 21 - Tekstslide

Zie volgende dia voor andere angststoornissen 
De lesstof van 1.1 Angst is duidelijk voor mij
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

optioneel: https://www.psyq.nl/angststoornis/zelftest/angststoornis-test
Ik heb nog uitleg nodig over:

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2 Faalangst


Slide 24 - Tekstslide

10-13% van de jongeren tussen 12 en 14 jaar heeft faalangst.

Uren kan ik leren aan een proefwerk
En als ik denk, dat ik alles heel goed ken
Laat ik me door m'n moeder overhoren
Omdat ze denkt dat ik daardoor zelfverzekerder ben
Want heel vaak is gebleken, dat ik dichtsla op 't moment
Dat ik de vragen zie, dan lijkt echt alles onbekend
En mijn gedachten dwalen af, m'n hoofdpijn komt ineens weer op
Gister wist ik alles nog, klinkt er steeds maar door m'n kop
Niet alleen op school heb ik er last van
Maar ook met sport merk ik dat bijna elke keer
Dan twijfel ik wat and'ren van me vinden
Ik denk dan: Straks gaan ze ook nog tegen me tekeer
Terwijl ik ook wel weet dat ze dat echt niet zullen doen
En friemel zenuwachtig aan de veter van m'n schoen
En mijn gedachten dwalen af, m'n buikpijn komt weer om de hoek
Eén ding weet ik wel, m'n zelfvertrouwen is weer zoek

Slide 25 - Tekstslide

Gedicht voordragen

Kern: de vrees om tekort te schieten
Faalangst
Definitie:

Een taakgerichte angst die ontstaat wanneer er een prestatie geleverd moet worden en wanneer een persoon zich beoordeeld voelt.



Slide 26 - Tekstslide

cognitieve faalangst: actief of passief

sociale faalangst

motorische faalangst

Bij faalangst wordt adrenaline aangemaakt in situaties waarin vluchten niet mogelijk is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Juist.
Faalangst
  • Positief / actief:                           Steeds met school bezig en gunt zichzelf geen ontspanning. Extra stimulans.

  • Negatief / passief:                             Op voorhand geen vertrouwen. Werkt verlammend. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen 

  • Cognitieve faalangst
  • Sociale faalangst
  • Motorische faalangst

Slide 29 - Tekstslide

1. cognitief: Je ervaart moeite met laten zien wat je geleerd hebt
2. sociaal: Je vindt het moeilijk om contact te maken met anderen en je je vaak druk maakt over wat anderen over je denken,
3. motorisch: Je hebt moeite met het onder controle houden van lichamelijke handelingen wanneer de druk om te presteren op lichamelijk gebied groot is
Ik heb last van 1 of meerdere vormen van faalangst
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Klassengesprek
Het gedrag van faalangstige jongens is gelijk aan het gedrag van faalangstige meisjes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Onjuist.
Jongens: Clownesk gedrag /druk
Meisjes: Stil en teruggetrokken

Welke oorzaken uit de omgeving zijn van invloed op (het ontwikkelen van) faalangst?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken omgeving

  • Zich niet geaccepteerd voelen bij  mislukken
  • Weinig experimenteerruimte 
  • Te geringe stimulans
  • Te weinig bescherming
  • Te hoge eisen van de omgeving
  • Verkeerde voorbeelden van volwassenen
  • Negatieve schoolervaringen
  • Meer nadruk op wat het kind fout doet
  • Sfeer van competitie
  • Vergelijking met slimmere kinderen
  • Gebrek aan positieve verwachtingen 
  • Waardering uitsluitend koppelen aan goede prestaties
  • Vervelende reacties van leeftijdsgenoten op falen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen
  • Blokkeren / Black out
  • Chaotisch en gehaast worden
  • Verminderde concentratie
  • Geheugenproblemen
  • Hyperventileren


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je faalangstige leerlingen kunnen begeleiden?

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Faalangstige leerlingen begeleiden
  • Bouw zelfvertrouwen op
  • Zorg voor een veilige sfeer
  • Voorkom vermijding
  • Geef structuur / deeltaken
  • Spreek positieve verwachtingen uit
  • Geef procesgerichte feedback
  • Complimenteer procesgerichte 
  • Fouten maken mag

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lesstof van 1.2 Faalangst is duidelijk voor mij
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb nog uitleg nodig over:

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke acties ga jij ondernemen om beter om te gaan met kinderen met (faal)angst in de klas?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

BPV opdracht
Bedenk in groepjes een aantal vragen voor BPV om erachter te komen hoe er op jouw stageschool wordt omgegaan met leerlingen met (faal)angst.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie lesdoelen
Lesdoel:
Waarde van doel voor module:

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les/workshop:
Huiswerk/opdracht voor stage: Stel de vragen die jullie hebben bedacht bij BPC en maak een verslag (maximaal 1 A4) hiervan
Bedanken voor de inzet

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies