Les 2 - Schaarste en Ruil

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Is er bij het bouwen en online zetten van een website sprake van schaarste?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Stelling I: Een goed is alternatief aanwendbaar als je het voor verschillende prijzen kunt kopen.
Stelling II: Bij zelfvoorziening maak je zelf het goed dat je nodig hebt.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 5 - Quizvraag

Een hamburger kan zowel basisbehoefte als een luxe behoefte zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Een 'tikkie' sturen is een voorbeeld van chartaal geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

De functies van geld zijn:
A
Rekenmiddel
B
Spaarmiddel
C
Ruilmiddel
D
Betaalmiddel

Slide 27 - Quizvraag

De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen voor een bepaald bedrag noem je
A
Inflatie
B
Deflatie
C
Koopkracht
D
Budget

Slide 28 - Quizvraag

Als je met hetzelfde geld minder kunt kopen omdat de prijzen stijgen, noemen we dat
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 29 - Quizvraag

Mijn budget is € 50,-
Een broodje kost € 7,50
Een drankje kost € 2,50
Wat kan ik kopen:
A
4 broodjes en 8 drankjes
B
8 broodjes en 4 drankjes
C
2 broodjes en 10 drankjes
D
10 broodjes en 2 drankjes

Slide 30 - Quizvraag