feit mening argument

    Ik ga op reis en ik neem mee...
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

    Ik ga op reis en ik neem mee...

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
tekstdoelen/text goals repeat
Feiten (facts)
meningen (opinions)
Tekst lezen over schilderijen van Vermeer




Slide 2 - Tekstslide

Informerende tekst
Tekstdoelen
English
voorbeelden
hoe herkennen/recognize
informeren
inform
krant

studieboek

artikel in tijdschrift
feiten
instrueren
instruct
instructiekaart

recept

gebruiks-aanwijzing
plaatjes/images
stap 1, stap 2 ...

overtuigen
convince
review
beoordeling
(reclame)
mening
argumenten


amuseren/vermaken
entertain
roman
gedicht, strip
fictief/not real
activeren
activate (do something)
reclame,
(poster verkiezingen) 
imperative: ga stemmen! Koop nu bananen!

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden tekstdoelen
MB

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke kenmerken heeft een informerende tekst?
What are the features of an informing text?
A
Mening/opinion
B
Feiten/facts
C
Grapjes/jokes
D
plaatjes/images

Slide 6 - Quizvraag

Welke kenmerken heeft een overtuigende tekst?
A
Feiten/facts
B
Meningen/opinions
C
Tekst in veel kleuren
D
Ik weet het niet

Slide 7 - Quizvraag

Feit - Mening - Argument

Slide 8 - Tekstslide

Inquiry questions
  • Je weet wat een feit is. You know what a fact is.
  • Je weet wat een mening is. You know what an opinion is.
  • Je weet wat een argument is. You know what a reason is (to support an opinion)

Slide 9 - Tekstslide

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit 
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 10 - Tekstslide

schrijf een feit
over Nederland

Slide 11 - Woordweb

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 12 - Tekstslide

schrijf een mening over Nederland

Slide 13 - Woordweb

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument 

Slide 14 - Tekstslide

Geef een argument (reason) voor je mening.

Slide 15 - Woordweb

Staat hier een feit, mening of argument? Fact, opinion, or reason?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument? Fact, opinion, or reason?
De verleden tijd (past tense) van het werkwoord zijn is: waren.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?Fact, opinion, or reason?

Ik vind de Minions een leuke film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik moet naar de tandarts omdat ik veel pijn heb in mijn kies (moler)
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quizvraag

5 minuten pauze

Hoe laat beginnen we?

NO PHONES IN CLASSROOM!!

Slide 21 - Tekstslide

task

We lezen de tekst over Vermeer. Ik lees voor, jullie volgen wat ik zeg, je leest mee. We read the text about Vermeer. Ik will read and you follow my reading in the text. Write down meaning of words you don't know!!
Opdracht: 
zoek 3 feiten in de tekst en schrijf ze op.
Is er ook een mening in de tekst? Schrijf op.

Slide 22 - Tekstslide

Task
Beantwoord de vragen op het kopie. Answer the questions on the copy. 
Done?
Practise the word list Essentials Dutch in Quizlet.

Slide 23 - Tekstslide