Je weet wat een mening is. You know what an opinion is.
Je weet wat een argument is. You know what a reason is (to support an opinion)
Slide 4 - Tekstslide
Informerende tekst
Tekstdoelen
English
voorbeelden
hoe herkennen/recognize
informeren
inform
krant
studieboek
artikel in tijdschrift
feiten
instrueren
instruct
recept
gebruiks-aanwijzing
plaatjes/images
stap 1, stap 2 ...
overtuigen
convince
review
beoordeling
(reclame)
mening
argumenten
amuseren/vermaken
entertain
roman
gedicht, strip
fictief/not real
humor
activeren
activate (do something)
reclame,
(poster verkiezingen)
imperative: ga stemmen! Koop nu bananen!
Slide 5 - Tekstslide
Feit - Mening - Argument
Maak aantekeningen. Take notes.
How do you give your opinion in Dutch?
Hoe geef je je mening in het Nederlands?
Slide 6 - Tekstslide
Wat vond jij van deze video over meningen? What is your opinion about this video?
A
ok
B
goed
C
slecht
D
ik weet het niet
Slide 7 - Quizvraag
Welke kenmerken heeft een informerende tekst? What are the characteristics of an informing text?
A
Mening/opinion
B
Feiten/facts
C
Grapjes/jokes
D
plaatjes/images
Slide 8 - Quizvraag
Welke kenmerken heeft een overtuigende tekst?What are the characteristics of a convincing text?
A
Feiten/facts
B
Meningen/opinions
C
Tekst in veel kleuren
D
Ik weet het niet
Slide 9 - Quizvraag
Feit/mening/argument
Noem een feit
Noem een mening
Noem een argument
Nederland is ....
Slide 10 - Tekstslide
schrijf een feit over Nederland
Slide 11 - Woordweb
Feit/mening/argument
Noem een feit
Noem een mening
Noem een argument
Ik vind .....
Ik vind dat .....
Slide 12 - Tekstslide
schrijf een mening over Nederland; mensen, eten, het weer, de cultuur, de taal..
Slide 13 - Woordweb
Feit/mening/argument
Noem een feit
Noem een mening
Noem een argument
Reden=a reason
de reden waarom je iets vindt
the reason for your opinion
Slide 14 - Tekstslide
Geef een argument (reason) voor je mening.
Slide 15 - Woordweb
Staat hier een feit, mening of argument? Fact, opinion, or reason?
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 16 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument? Fact, opinion, or reason? De verleden tijd (past tense) van het werkwoord zijn is: waren.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 17 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?Fact, opinion, or reason?
Ik vind de Minions een leuke film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 18 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts (dentist).
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 19 - Quizvraag
Vragen?
Questions?
Slide 20 - Tekstslide
Task
We gaan naar de bibliotheek. Blijf bij elkaar en praat zachtjes. Kies een boek uit dat jij graag wil lezen. Het mag op A1 of A2 (capable) niveau zijn. Zet het op je naam bij de balie. Neem het boek mee naar de klas. We lezen het boek in de klas. Lever het boek in aan het einde van de les.
We are going to the library. Stay together and talk quietly. Choose a book that you would like to read on A1 or A2 level. Go to the librarian and put the book in your name. Take it back to class. We read the book in class. Hand it in at the end of the lesson.