9.4 Bloedgroepen (practicum)

9.4 Bloedgroepen (practicum)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

9.4 Bloedgroepen (practicum)

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht:
Lees alleen en in stilte blz. 185 t/m 187 en maak vraag 5 en 7. 



timer
6:00

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 5
antistoffen
Patiënten met leukemie krijgen bloedplaatjes toegediend doordat zij daar een tekort aan hebben.
Het hemoglobinegehalte in het bloed kun je verhogen door een bloedtransfusie met rode bloedcellen.

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 7 
bloed-groep
antigeen
antistof
A
A
B
B
B
A
AB
AB
geen
O
geen
AB

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 9.4 
bloedgroepen bepalen

- Je kunt de vier bloedgroepen benoemen. 
- Je kunt benoemen welk antigen en welke antistof bij elke bloedgroep hoort. 
- Je kunt bepalen welke bloedgroepen wel en niet bij elkaar kunnen en uitleggen waarom. 

Slide 5 - Tekstslide

Bloedgroepen
Bloedgroep: wordt bepaald door de rode bloedcellen.

De antigenen op de bloedcel bepalen de bloedgroep. 



Slide 6 - Tekstslide

Antigenen en antistoffen
- Antigenen zitten op de rode bloedcellen. 
- Antistoffen zitten in het bloedplasma
- Antigeen is NOOIT hetzelfde als de antistof. 
- Zelfde antigeen + antistof = klontering

Slide 7 - Tekstslide

Bloeddonatie
Je krijgt alleen het antigeen van de donor, dus de rode bloedcel. 
Je krijgt geen antistoffen. 

Jouw antistoffen moeten niet ''passen'' op de antigenen van de donor. 

Slide 8 - Tekstslide

Samen maken vraag 9 blz. 188.

Slide 9 - Tekstslide

Maken
Zelf bestuderen/doorlezen: 9.4
Maak in tweetallen het werkblad.

Klaar? 
Verder werken aan paragraaf 9.4 opdrachten 2 t/m 11.

Slide 10 - Tekstslide

Nabespreken practicum

Slide 11 - Tekstslide

Patiënt 1
Geen klontering met anti-A en anti-B

Hebben deze rode bloedcellen dan antigenen? Zo ja, welke?

Wat is de bloedgroep van patiënt 1?

Slide 12 - Tekstslide

Patiënt 2
Klontering met anti-A, maar niet met anti-B.

Hebben deze rode bloedcellen dan antigenen? Zo ja, welke?

Wat is de bloedgroep van patiënt 1?

Slide 13 - Tekstslide

Patiënt 3
Klontering met anti-A en anti-B.

Hebben deze rode bloedcellen dan antigenen? Zo ja, welke?

Wat is de bloedgroep van patiënt 1?

Slide 14 - Tekstslide

Donor X
Geen klontering met anti-A, maar wel met anti-B.

Hebben deze rode bloedcellen dan antigenen? Zo ja, welke?

Wat is de bloedgroep van patiënt 1?

Slide 15 - Tekstslide

Donor Y
Geen klontering met anti-A en anti-B.

Hebben deze rode bloedcellen dan antigenen? Zo ja, welke?

Wat is de bloedgroep van patiënt 1?

Slide 16 - Tekstslide

Tabel
1
2
3
X (4)
Y (5)
Klontering bij anti-A
nee
ja
ja
nee
nee
Klontering bij anti-B
nee
nee
ja
ja
nee
Antigenen
geen
A
A en B
B
geen
Bloedgroep
O
A
AB
B
O

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide