TL3: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk

Slide 1 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter


Bijvoorbeeld: 

tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 2 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.


'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt


SPREEKWOORDEN ZIJN ALTIJD FIGUURLIJK BEDOELD.

Slide 3 - Tekstslide

En nu even oefenen..

Slide 4 - Tekstslide

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag