A6 - laatste les Examentraining

Bonjour 
tout le monde
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat wil het CITO?
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen
  • Signaalwoorden herkennen en tekstverbanden analyseren
  • Mening van "experts" begrijpen
  • Positieve/negatieve woorden van elkaar onderscheiden
  • Voorbeelden/tegenstelling herkennen
  • Foute antwoorden herkennen


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

(1)

Slide 5 - Tekstslide

(2)

Slide 6 - Tekstslide

Important!!! Signaalwoorden!!!

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de functie van het signaalwoord:

malgré

A
uitbreiding / opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de functie van het signaalwoord:

ensuite

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van het signaalwoord:

au contraire

A
uitbreiding / opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 10 - Quizvraag

Traduis les connecteurs
ook
ten eerste
inderdaad
ongetwijfeld
zelfs
dus
également
d'abord
en effet
sans aucun doute
même
donc

Slide 11 - Sleepvraag

Als antwoord op een "toon-vraag": welk antwoord is niet negatief?
A
Deçu
B
Rassurant
C
Mépris
D
Fâché

Slide 12 - Quizvraag

Welke toon is niet positief?
A
Admirateur
B
Convaincu
C
Fier
D
Chagrin

Slide 13 - Quizvraag

Welke toon is niet negatief?
A
Méfiance
B
Honte
C
Regret
D
Espoir

Slide 14 - Quizvraag

Welke toon is niet positief?
A
Persévérance
B
Inquiet
C
Juste
D
Approbateur

Slide 15 - Quizvraag

(3)

Slide 16 - Tekstslide

Verschillende soorten vragen en hun aanpak
- lange tekst 1e vraag
- hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- open vragen
- beweringvragen
- gatentekst/invulvragen

Slide 17 - Tekstslide

expertmethode: soorten vragen
- lange tekst 1e vraag
- hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- open vragen
- beweringvragen
- gatentekst/invulvragen

Slide 18 - Tekstslide

1. lange tekst 1e vraag
- eerste (en/of soms tweede) alinea
- dus inleiding
- een inleiding bevat vaak een anekdote of voorbeeld
- CITO wil vaak KERN van alinea weten, skip dan anekdote/voorbeeld
- inleiding zegt iets over de HELE tekst
- Heel vaak is hier het meest algemene antwoord de juiste

Slide 19 - Tekstslide

2. hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- houdt de hele tekst in je achterhoofd.
- waar wil de schrijver heen met het stuk tekst waar de vraag over gaat.
- Markeer signaalwoorden
- Markeer positieve/negatieve woorden
- schrijf eventueel --/-/+-/+/++ in de kantlijn
- Let op leestekens. Trucje: antwoorden staan vaak na : of ; of vóór !

Slide 20 - Tekstslide

3. open vragen
- Zoek het antwoord van de vraag in de tekst.
- het antwoord is bijna altijd letterlijk één specifieke zin in de tekst.
- Vertaal dit letterlijk en sla geen details over
- bij een open vraag moet je vaak net wat meer opzoeken in het woordenboek
- als je tijdsnood hebt, sla je de vraag dus over, maar gemiddeld zijn deze vragen niet moeilijk.
- Soms wordt alleen een citaat gevraagd, meestal in combinatie met "antwoord met ja of nee". Vergeet dan vooral de "ja/nee" niet en citeer echt vanaf het begin van de zin (een zin begint met een hoofdletter).
 

Slide 21 - Tekstslide

4. beweringvragen
- Beweringvragen zijn vaak nét wat pittiger dan de gemiddelde vraag
- CITO stelt meestal beweringvragen omdat:
   - OF: het stuk tekst heel moeilijk is en CITO je d.m.v. gestuurde vragen door de alinea wil helpen.
   - OF: ze willen checken of je de tekst ook op detailniveau snapt.
- Lees eerst alle beweringen, lees dan het gegeven stuk tekst scannend door (en zet eventueel het nummer van de bewering voor het stukje waarin dit voorkomt), lees dan de aangegeven stukjes gedetailleerder en pak je woordenboek erbij voor de details.
- Je zoekt bij beweringenvragen vaak gemiddeld nét wat meer op om elk woord van de bewering te checken
- Het komt best vaak voor dat alle beweringen allemaal goed of allemaal fout zijn, dus twijfel dan niet aan jezelf.
- Check de gevraagde manier van antwoorden: wel/niet, juist/onjuist, etc.

Slide 22 - Tekstslide

5. gatentekst/invulvragen
- CITO wil met deze vragen vaak weten of je de tekstverbanden snapt. Vaak is er met dit stuk tekst dus iets opvallends aan de hand. In de meeste gevallen is er sprake van een voorbeeld (ainsi, par exemple, il illustre) of een tegenstelling (toutefois, cependant, par contraire, mais, etc).
- begin met bij de antwoordopties de opties te vertalen en de tekstverbanden erbij te schrijven. Vaak zijn er twee dezelfde tekstverbanden (bv; pourtant - mais); deze kun je dan al skippen want CITO zal je niet vragen om te kiezen binnen hetzelfde tekstverband.
- Lees alles goed en vertaal in grove lijnen naar het Nederlands. Als je in je hoofd de stukken vóór het gat en na het gat verbind, gebruik je vaak als vanzelf een woord uit de goede categorie. Dan kijk je naar je antwoorden en heb je waarschijnlijk al snel het juiste woord te pakken.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Bonne chance! 

Slide 25 - Tekstslide