2. hoofdlijn/waar gaat de alinea over?
- houdt de hele tekst in je achterhoofd.- waar wil de schrijver heen met het stuk tekst waar de vraag over gaat.
- Markeer signaalwoorden
- Markeer positieve/negatieve woorden
- schrijf eventueel --/-/+-/+/++ in de kantlijn
- Let op leestekens. Trucje: antwoorden staan vaak na : of ; of vóór !