Adjektive

Adjektive
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary EducationAge 12,13

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Adjektive

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Wortquiz
Vragen beantwoorden
Let op!
Grammatik Adjektive
Selbstständig arbeiten

Slide 2 - Tekstslide

blau

Slide 3 - Open vraag

die Eigenschaft

Slide 4 - Open vraag

fein
A
fijn
B
fein
C
Leuk
D
mooi

Slide 5 - Quizvraag

hübsch
A
Hubsch
B
Knap
C
Kapp
D
Mooi

Slide 6 - Quizvraag

die Freundschaft

Slide 7 - Open vraag

Vragen beantwoorden
Kijk nu naar nr. 8 (lb. p. 26). Schrijf de zes vragen over in je schrift en beantwoord ze dan.

Slide 8 - Tekstslide

Let op!

Slide 9 - Tekstslide

Woordentest
Veel succes  

Slide 10 - Tekstslide

Adjektive

Slide 11 - Woordweb

Adjektive WB p.25
de leerling       een nieuwe leerling            de leerling is nieuw

het auto                 een nieuw auto                   het auto is nieuw

Adjektive bekommen bei einem Wort mit Artikel de ein -e. Het-Wörter bekommen kein -e

Slide 12 - Tekstslide

Dat is een ____ trui (leuk)

Slide 13 - Open vraag

De trui is ____ (leuk)

Slide 14 - Open vraag

Het boek is _______ (nieuw)

Slide 15 - Open vraag

Hier is jouw ____ boek. (nieuw)

Slide 16 - Open vraag

Zelfstandig werken
Werkboek pagina 28

1. Opdracht 8 adjectief invullen
2. opdracht 6 presens invullen
3. opdracht 7 de of het?

Klaar? Vertaal de zinnen uit opdracht 8
timer
0:25

Slide 17 - Tekstslide

Bespreken
Werkboek pagina 28

1. Opdracht 8 adjectief invullen
2. opdracht 6 presens invullen
3. opdracht 7 de of het?

Klaar? Vertaal de zinnen uit opdracht 8

Slide 18 - Tekstslide

Vertaal
Werkboek p.29 Opdracht 11

Slide 19 - Tekstslide

Wen meinst du?

Slide 20 - Open vraag

Paul ist ihr Schwager.

Slide 21 - Open vraag

Das ist mein neuer Mitschüler. Er heißt Jeremy.

Slide 22 - Open vraag

Dein Bruder ist sehr nett.

Slide 23 - Open vraag

Kommen Jan und Ulrike beide aus Hamburg?

Slide 24 - Open vraag

Gerrit hat braune Augen und langes Haar.

Slide 25 - Open vraag

Er trägt eine Brille. Die steht ihm gut.

Slide 26 - Open vraag

Wie sieht sie aus? - Sportlich

Slide 27 - Open vraag

https://create.kahoot.it/details/88e41c1f-fd0d-4d7d-908e-78e3e68c14d3

Slide 28 - Tekstslide