H4 Spelling - Meer lastige werkwoordsvormen

Welkom N2H
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom N2H

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • 15 Minuten lezen
  • Herhaling vorige les
  • Theorie Spelling H4 werkwoorden
  • Opdrachten maken bij Spelling H4 werkwoorden

Doel van deze les: Je weet hoe je werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Spelling H4
 Wat is de juiste spelling?

Slide 4 - Tekstslide

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 5 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 6 - Quizvraag

pannenkoek
want:

het eerste deel is een znw met een meervoud op -en


Slide 7 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 8 - Quizvraag

secondewijzer
want

het eerste deel is wel znw,

maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes

Slide 9 - Tekstslide

Spelling werkwoorden H4
Wat weet je nog?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de pv-vt-zwak?
Jullie verven - Jullie (...)

Slide 11 - Open vraag

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte
  • enkelvoud: ik-vorm tt + 'de' of 'te': stuurde, fietste
  • meervoud: ik-vorm tt + 'den' of 'ten': stuurden, fietsen
Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' en gebruik je 't Kofschip.

Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep
  • Je gebruikt de verlengproef om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt. binden - bond, zitten - zat
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk, behalve als het voor de uitspraak nodig is.

Slide 12 - Tekstslide

Geef aan hoe je de pv schrijft en of het een sterk of zwak werkwoord is. kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 13 - Open vraag

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 
  • Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk. 
teleurstellen - teleurgesteld (vd) -  een teleurgesteld (bn) mens
verwoesten - verwoest (vd) - het verwoeste (bn) huis

  • Soms moet je voor de uitspraak -tt-  of -dd- schrijven: 
bekladden (hele ww) - beklad (vd) - de bekladde (bn) mur

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

de (verwoesten) stad

Slide 15 - Open vraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
(bakken) .... brood

Slide 16 - Open vraag

Kijk per zin of het werkwoord als een voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord is opgeschreven. Sleep het juiste vakje naar de zin. 
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.


Slide 17 - Sleepvraag

Wat is de juiste spelling?

Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.
A
verpootte
B
verpoote
C
verpotte
D
verpote

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

... (verblinden) de laagstaande zon gisteren de chauffeur van het bestelbusje?
A
verblinde
B
verblindde

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).

A
verwende, wachtten
B
verwendde, wachten
C
verwende, wachten
D
verwendde, wachtten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

De zakenman ... (trachten) zijn mooi ... (inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te verhuren.
A
trachte, ingerichte
B
trachtte, ingerichtte
C
trachtem ingerichtte
D
trachtte, ingerichte

Slide 21 - Quizvraag

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald:
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Huiswerk
H4 Spelling - meer lastige werkwoordsvormen 

Startopdracht + 1 t/m 9



Slide 23 - Tekstslide