1.2.3 lw, zn, bijv. nw, enk, mv, ww

Herhalen werkwoord
Zegt wat een mens, dier of ding kan doen of wat er gebeurt.

Bijvoorbeeld: lopen
Ik loop
Hij loop
Wij lopen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhalen werkwoord
Zegt wat een mens, dier of ding kan doen of wat er gebeurt.

Bijvoorbeeld: lopen
Ik loop
Hij loop
Wij lopen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het werkwoord?
Luuk komt uit school.

Slide 2 - Open vraag

Wat is het werkwoord?
Papa schenkt drinken voor hem in.

Slide 3 - Open vraag

Wat is het werkwoord?
Luuk vertelt over zijn dag.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het werkwoord?
Luuk kletst maar door.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het werkwoord?
Papa en mama lachen.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het werkwoord?
Mama geeft hem een boterham.

Slide 7 - Open vraag

horen
ik ...., hij ...., wij ....,

Slide 8 - Open vraag

Herhalen
Lidwoord (lw): de, het, een.
Zelfstandig naamwoord (zn): mensen, dieren, dingen
Bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw): zegt iets over het zn
Enkelvoud (enk.): is er maar één van
Meervoud (mv): zijn er meer van

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het lidwoord?
Buiten hoor ik een zware storm.
A
buiten
B
hoor
C
een
D
zware

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Buiten hoor ik een zware storm.
A
storm
B
hoor
C
buiten
D
zware

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Buiten hoor ik een zware storm.
A
buiten
B
hoor
C
storm
D
zware

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lidwoord?
Het kleine zolderraam klapt open.
A
open
B
klapt
C
zolderraam
D
het

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Het kleine zolderraam klapt open.
A
open
B
klapt
C
zolderraam
D
het

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het kleine zolderraam klapt open.
A
open
B
kleine
C
zolderraam
D
klapt

Slide 15 - Quizvraag

Enkelvoud of meervoud?
het plakband
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 16 - Quizvraag

Enkelvoud of meervoud?
de potloden
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Enkelvoud of meervoud?
de schriften
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 18 - Quizvraag

Enkelvoud of meervoud?
de meisjes
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 19 - Quizvraag

Enkelvoud of meervoud?
de plant
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 20 - Quizvraag

Enkelvoud of meervoud?
de hinkelbaan
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 21 - Quizvraag