Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Donar, Nijmegen, Rijn.
een vriend; het paard, een
paard).
Slide 4 - Tekstslide
– Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden).
– Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje).
– Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de vriend,
Slide 5 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord=
is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde. Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Donar, Nijmegen, Rijn. – Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden). – Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje). – Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de vriend, een vriend; het paard, een paard).
lidwoord=
de-het-een
Slide 6 - Tekstslide
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 7 - Tekstslide
Nu zelfstandig aan de slag
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 56
Maken opdr. 1 t/m 5 blz. 56 -57
Snel klaar/verdieping=
maken opdr. 6
Slide 8 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd?
Wat moet je onthouden, is belangrijk?
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?