H6 P4

Arbeidsmarkt
Je weet het verschil tussen vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt
Je weet wat er in een CAO staat
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Arbeidsmarkt
Je weet het verschil tussen vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt
Je weet wat er in een CAO staat

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel % belasting betaal je in NL over je loon?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen
Bruto loon (Moet de belasting nog vanaf)= Loon voor de belasting 


Nettoloon(dit komt op je bankrekening) = Brutoloon - Belasting 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldsom
Stel: je hebt in de zomer €500 verdiend bij de ijssalon Ekkelenkamp.
Je moet €100 belasting betalen over dit inkomen.

Dat is totaal: (Belasting : Bruto inkomen x 100)

100:500x100 = 20%

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig
Pagina 189, vraag 11a

Slide 6 - Tekstslide

Heb jij een baantje? Zo ja, waar?

Slide 7 - Open vraag

Arbeidsmarkt
Net als een 'gewone' markt bestaat de arbeidsmarkt uit vragers en aanbieders


De prijs op de arbeidsmarkt heet loon/salaris. 

Slide 8 - Tekstslide

Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vraag naar arbeid: Vacatures

Slide 11 - Tekstslide

Een bedrijf heeft 10 vacatures
A
Vraag naar arbeid
B
Aanbod van arbeid

Slide 12 - Quizvraag

Werkloosheid:
A
Vraag naar arbeid groter dan aanbod van arbeid
B
Aanbod van arbeid groter dan de vraag naar arbeid

Slide 13 - Quizvraag

Vraag naar arbeid is groter dan aanbod van arbeid:
A
Loon stijgt
B
Loon daalt

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Opdrachten
1 t/m 7, paragraaf 4 van hfst 6

Slide 16 - Tekstslide

CAO
Collectieve arbeidsovereenkomst --> Voorwaarden die gelden voor een hele bedrijfstak.

Primair: Loon, werkdagen
Secundair: Auto van de zaak, opleidingen etc. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Lonen staan vast:
CAO --> Die wordt voor een langere periode afgesloten. Hierin staan de lonen voor de hele periode
Minimumloon --> Lonen kunnen niet lager worden dan het minimum. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vraagoverschot
Tekort aan personeel:
vraag > aanbod  
Er zijn meer banen dan mensen die willen werken.
= krappe arbeidsmarkt
Aanbodoverschot
Werkloosheid:
aanbod > vraag
Er zijn niet genoeg banen voor iedereen. Lonen stijgen nauwelijks.
= ruime arbeidsmarkt

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Paragraaf 4, vraag 1 t/m 8

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk vrijdag maken
Paragraaf 4 af

Paragraaf 6, vraag 1 en 2

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video