240201 grammatica mv + bwb + vlog bekijken

Welkom M1f!
Je mag zelf een plek kiezen, dus kies wijs...
Deze spullen heb ik nodig:

  • pen
  • iPad
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom M1f!
Je mag zelf een plek kiezen, dus kies wijs...
Deze spullen heb ik nodig:

  • pen
  • iPad

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Havostof > meewerkend voorwerp/bijwoordelijk bepaling uitleg + oefenen (15 min)
  2. Toets bespreken (25 min)
  3. Vlogs kijken (30 min)

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen die je kent en herkent:
MAVO lesstof:
  • persoonsvorm
  • werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden)
  • onderwerp (wie/wat doet iets)
  • lijdend voorwerp (wie/wat overkomt iets)

HAVO lesstof:
  • Meewerkend voorwerp (voor wie iets bestemd is)
  • Bijwoordelijke bepaling (overige informatie)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel:

Ik kan een meewerkend voorwerp herkennen in een zin.


Ik kan een bijwoordelijke bepaling herkennen in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Iets is voor iemand bestemd.

De brief is voor mijn moeder.
Ik vroeg iets aan jou!

Ik stel de vraag:

aan/voor wie + ow + wg + lv


Slide 5 - Tekstslide

Ik geef het kaartje aan Sanne.

aan Sanne =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 6 - Quizvraag

Ik regel ook een kaartje voor mijn moeder.

voor mijn moeder =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 7 - Quizvraag

Ik regel ook een kaartje voor mijn moeder.

een kaartje =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 8 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

Iets is voor iemand bestemd.

De brief is voor mijn moeder.
Ik vroeg iets aan jou!

Ik stel de vraag:
aan/voor wie + ow + wg + lv


Bijwoordelijke bepaling

Geeft extra informatie (waar, wanneer, hoe vaak)

Morgen, nooit, altijd, in de kast, met mijn moeder.

Ik stel de vraag:
waar, wanneer, waarom, met wie, waarover, hoe vaak, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Ik regel morgen een kaartje voor mijn moeder.

morgen =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 10 - Quizvraag

Gister | zijn | wij | naar een huisje op de Veluwe | geweest.

bwb =
A
Gister
B
zijn
C
wij
D
naar een huisje op de Veluwe

Slide 11 - Quizvraag

Vul de zin aan met twee bijwoordelijke bepalingen:

Sarah en Zura gaan fietsen.

Slide 12 - Open vraag

Leerdoel:

Ik kan een meewerkend voorwerp herkennen in een zin.


Ik kan een bijwoordelijke bepaling herkennen in een zin.

Slide 13 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Havostof > meewerkend voorwerp + bijwoordelijk bepaling uitleg + oefenen (15 min)
  2. Toets bespreken (25 min)
  3. Vlogs kijken (30 min)

Slide 14 - Tekstslide

Toets bespreken
  1. Je krijgt de toets

  2. We bespreken een paar lastige vragen

  3. Kijk zelf of je nog vragen hebt + tel de punten na

  4. Geen vragen? Lever de toets weer bij mij in.
timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Havostof > meewerkend voorwerp + bijwoordelijk bepaling uitleg + oefenen (15 min)
  2. Toets bespreken (25 min)
  3. Vlogs kijken (30 min)

Slide 16 - Tekstslide

Vlogs bekijken
Opdracht:
We bekijken met elkaar de vlogs.
Je kiest één onderdeel van punt 2 t/m 10.
Na afloop geef je een top en een tip.

Hoe: We doen het klassikaal
Wat: Een beoordelingsformulier


Slide 17 - Tekstslide