230202 grammatica zinsdelen havo herhalen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leg je deze materialen op tafel?

Een pen
Een schrift

Slide 2 - Tekstslide

Programma vandaag

- Planning komende periode (deel 1) bespreken
- Wat als je brochure (boekopdracht 1) nog niet is ingeleverd?
- Herhalen grammatica havo: mv + bwb
- Vlogs bekijken




Slide 3 - Tekstslide

Planning periode 3
(deel 1)
morgen:
Toetsje grammatica havostof: mv + bwb

donderdag 23 februari:
Sprookjes voorlezen


Slide 4 - Tekstslide

Boekopdracht 1
niet voldaan?

De opdracht MOET voldoende om over te kunnen naar mavo/havo 2

Maak de opdracht op school:

Donderdag 16 februari vanaf 12:30 uur totdat je klaar bent.



Slide 5 - Tekstslide

Programma vandaag

- Planning komende periode (deel 1) bespreken
- Wat als je brochure (boekopdracht 1) nog niet is ingeleverd?
- Herhalen grammatica havo: mv + bwb
- Vlogs bekijken




Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen die je kent en herkent:
MAVO lesstof:
  • persoonsvorm
  • werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden)
  • onderwerp (wie/wat doet iets)
  • lijdend voorwerp (wie/wat overkomt iets)

HAVO lesstof:
  • Meewerkend voorwerp (voor wie iets bestemd is)
  • Bijwoordelijke bepaling (overige informatie)

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Iets is voor iemand bestemd.

De brief is voor mijn moeder.
Ik vroeg iets aan jou!

Ik stel de vraag:
aan/voor wie + ow + wg + lv


Bijwoordelijke bepaling

Geeft extra informatie (waar, wanneer, hoe vaak)

Morgen, nooit, altijd, in de kast, met mijn moeder.

Ik stel de vraag:
waar, wanneer, waarom, met wie, waarover, hoe vaak, etc.

Slide 8 - Tekstslide

Ik geef het kaartje aan Sanne.

aan Sanne =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 9 - Quizvraag

Ik regel ook een kaartje voor mijn moeder.

voor mijn moeder =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 10 - Quizvraag

Ik regel ook een kaartje voor mijn moeder.

een kaartje =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 11 - Quizvraag

Ik regel ook een kaartje voor mijn moeder.

ook =
A
lijdend voorwerp (lv)
B
onderwerp (ow)
C
meewerkend voorwerp (mv)
D
bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 12 - Quizvraag

Schrijf een zin met een meewerkend voorwerp met als onderwerp 'mijn broer'.

Slide 13 - Open vraag

Vul de zin aan met twee bijwoordelijke bepalingen:

Sarah en Zura gaan fietsen.

Slide 14 - Open vraag

Twee oefenvragen
Welke bewering is waar:
A) Elke zin heeft een meewerkend voorwerp.
B) Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin staan.
C) Om het meewerkend voorwerp te vinden stel ik de vraag wie/wat + ow + wg + lv?

Ontleed de volgende zin: Benoem pv, wg, ow, lv, mv en bwb.

Wij hebben elkaar gisteren een cadeau gegeven.
timer
4:00

Slide 15 - Tekstslide

Pauze
timer
4:00

Slide 16 - Tekstslide

Vlogs bekijken
Opdracht:
We bekijken met elkaar de vlogs.
Je kiest één onderdeel van punt 3 t/m 10.
Na afloop geef je een top en een tip.

Hoe: We doen het klassikaal
Wat: Een beoordelingsformulier


Slide 17 - Tekstslide

Vlogs bekijken
Lougin
Mahla
Marwa
Omar
Ranisha



Slide 18 - Tekstslide