18-10: beeldspraak les 1

Welkom
Pak alvast:
- Pen en papier
- Laptop > nog dicht laten 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak alvast:
- Pen en papier
- Laptop > nog dicht laten 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Klassikaal: uitleg vergelijking, metafoor en personificatie
> Maak aantekeningen!
Klassikaal: sleepoefening
Zelfstandig: opdracht uit het boek

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... weet je wat vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn;
... kan je vergelijkingen, metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Figuurlijk taalgebruik 
  • Maakt taal levendiger en krachtiger
  • Er wordt een beeld gebruikt voor iets wat letterlijk wordt bedoeld (object).
  • Beeld = figuurlijke taal, object = letterlijke betekenis!

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
  • Letterlijk: Hij is erg groot.
  • Figuurlijk: Hij is een beer van een vent. 

  • Letterlijk: Jouw kamer is niet erg netjes.
  • Figuurlijk: Wat een zwijnenstal is het hier.

Slide 5 - Tekstslide

1. Vergelijking
  • Iets (object) wordt vergeleken met iets wat erop lijkt (beeld):
  • Hij ging er als een haas vandoor.
  • Beeld én object staan in de zin, samen met een verbindingswoord: zo ... als, lijkt wel, is net, een ... van een ...

  • De verkoop van de nieuwe Iphone loopt als een trein.
  • Beeld? Object? Verbindingswoord?

Slide 6 - Tekstslide

2. Metafoor
  • Het object wordt vervangen door het beeld 
  • Zelf de betekenis vaststellen
  • Niemand wil vrienden zijn met zo'n heks = onaardig meisje

Slide 7 - Tekstslide

3. Personificatie
  • Een levenloos ding wordt voorgesteld als levend persoon
  • Het schip danste op de golven.
  • Een schip kan niet dansen
  • Mijn kamer smeekt om een opruimbeurt.
  • Een kamer kan niet smeken 

Slide 8 - Tekstslide

Sleepoefening
  • Pak jullie laptops en ga naar LessonUp.app
  • Koppel het juiste woord aan het zinnetje en maak de vergelijking af 

Slide 9 - Tekstslide

kwartel

aal
kerkrat
ezel
tor
hond
hoentje
pauw
Zo arm als een
Zo doof als een
Zo dronken als een
Zo fris als een
Zo glad als een
Zo koppig als een 
Zo moe als een
Zo trots als een 

Slide 10 - Sleepvraag

Zelf aan de slag (blz. 25)
  • Maak opdracht 1.2. Maak de vergelijkingen af met de volgende woorden: mak, sterk, vies, bang, rood, blind, dood, vrij
  • Maak hierna opdracht 2
  • Ong. 15 minuten
  • Daarna kijken we samen na

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1.2
  • zo mak als een lammetje
  • zo blind als een mol
  • zo sterk als een paard
  • zo dood als een pier
  • zo vies als een varken; zo dom als het achtereind van een varken
  • zo vrij als een vogel (in de lucht)
  • zo bang als een wezel
  • zo rood als een kreeft


Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
1 De lange verdediger kwam bij elke hoekschop de luchtmacht voorin versterken. MF – de sterke koppers van het elftal
2 Die peperdure jurk van de prinses lijkt net een aardappelzak. V
3 Na de uitzending van het omstreden programma regende het klachten van kijkers. MF (in werkwoord) – kwamen er heel veel
4 Mijn fiets protesteerde heftig toen ik over de hobbelige landweg reed.
Mijn fiets (protesteerde) – P
5 Het nieuwe computerprogramma vertoont nog wat kinderziektes. MF – problemen die typisch zijn voor iets nieuws

Slide 13 - Tekstslide

6 Melvin bloedde als een rund nadat hij zich in z’n vinger had gesneden. V
7 Hoge bomen vangen veel wind. MF (in een spreekwoord) – Wie een hoge positie bekleedt (en belangrijke beslissingen neemt), krijgt vaak kritiek.
8 Door de droogte snakt onze moestuin langzamerhand naar een frisse bui.
onze moestuin (snakt) – P
9 Mijn grootvader rookte als een schoorsteen, maar hij is onlangs gestopt. V
10 Je maakt van een mug een olifant. MF (in een uitdrukking) – maakt kleine problemen erg groot

Slide 14 - Tekstslide

Afsluitende opdracht
  • Ik laat steeds een zin op het bord zien
  • Jullie schrijven op: MF (metafoor), V (vergelijking) of P (personificatie)
  • Zorg ook dat je jouw antwoord kunt uitleggen 

Slide 15 - Tekstslide

MF, V of P?
De wind huilt om het huis.

Slide 16 - Tekstslide

MF, V of P?
Wat een schat van een kind hebben jullie toch!

Slide 17 - Tekstslide

MF, V of P?
We staan op de drempel van een nieuwe tijd.

Slide 18 - Tekstslide

MF, V of P?
Hij is de wandelende encyclopedie van de klas.

Slide 19 - Tekstslide

MF, V of P?
Ik heb het geluk aan mijn zijde.

Slide 20 - Tekstslide

Morgen
Verder met beeldspraak

Slide 21 - Tekstslide