Herhaling Spelling H1 t/m 3

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maandag 4 april:
Spelling H4: opdr. 1 t/m 4

Week 16 > Toets







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?

  • Boek + schrift mee?
  • Planning deze week
  • Herhalen Spelling H1-3

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze week doen?
  • Vandaag: Herhalen Spelling H1, 2, 3
  • Donderdag: geen les
  • Vrijdag: leesboek mee + Spelling H4
                      Laatste betogen inleveren!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is spelling belangrijk?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H1 t/m 3 Spelling

* Leestekens
* Leenwoorden
* Koppelteken & weglatingsstreepje

Pak pen en papier!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welke drie leestekens
kan een zin eindigen? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan welke beweringen bij welk leesteken horen.
Puntkomma
Dubbele punt
Als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
Als twee zinnen samenhangen en de tweede zin een toelichting geeft.
Kan vervangen worden door 'komma + want'

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke twee landen komen de meeste leenwoorden in onze taal?
A
Engels & Duits
B
Duits & Frans
C
Frans & Engels

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de zin over met en plaats leestekens
  1. na schooltijd kan bram doen wat hij graag wil voetballen met zijn vrienden en daarna gamen
  2. de heer van bergen woont vlak bij zijn werk maar hij pakt altijd de auto
  3. zou je dit verslag vrijdag aanstaande willen inleveren bij anja de graaf

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Na schooltijd kan Bram doen wat hij graag wil: voetballen met zijn vrienden en daarna gamen.
2. De heer Van Bergen woont vlak bij zijn werk maar, hij pakt altijd de auto.
3. Zou je dit verslag vrijdag aanstaande willen inleveren bij Anja de Graaf?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spel een  Engels leenwoord
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Met koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • Als losse delen: bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • Behalve als het nodig is voor de uitspraak: paté, volière, coûte que coûte
  • Gebruik het woordenboek!!!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accent
  • Aigu (café)
  • Grave (crème)
  • Circonflexe (enquête)

Schrijf de woorden over en voeg een accent toe:
  1. Pate
  2. Barriere
  3. Cliche
  4. Crepe
  5. Ampere
  6. Creme fraiche

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accent
  • Aigu (café)
  • Grave (crème)
  • Circonflexe (enquête)

Schrijf de woorden over en voeg een accent toe:
  1. Paté
  2. Barrière
  3. Cliché
  4. Crêpe
  5. Ampère
  6. Crème fraîche

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten

Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:


  1. Landbouw en tuinbouw
  2. Wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden
  3. Jongensjassen en jongenspetten
  4. Invoer en uitvoer


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:


  1. Land- en tuinbouw
  2. Wieler- en hardloopwedstrijden
  3. Jongensjassen en -petten
  4. In- en uitvoer


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president

- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer

- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans

- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf over en verbeter

  1. radioomroep
  2. onHollands
  3. 70jarige
  4. %teken
  5. NoordNederland
  6. haatliefdeverhouding
  7. Hotelrestaurant

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf over en verbeter

  1. radio-omroep
  2. on-Hollands
  3. 70-jarige
  4. %-teken
  5. Noord-Nederland
  6. haat-liefde-verhouding
  7. Hotel-restaurant 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaar?
Hoeveel tijd hebben we nog? 

Vrijdag: spelling H4:
Boek + schrift mee!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H1 t/m 3 ww-Spelling

* Gebiedende wijs
* Vervoeging Engelse werkwoorden
* Lastige vormen: -d of -dt

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het werkwoord naar de juiste werkwoordsvorm. Er is maar één antwoord goed.
PVTT
PVVT
VD
OD
BN
biedt
gemonopolyd
heringerichte
onderhandeld
hees
verplichte
schud
dichtend
opgeschreven
speelde
tackelend
gebeurt

Slide 28 - Sleepvraag

Bij deze vraag -1 punt eraf per fout. 
Gebiedende wijs

In zinnen met een gebiedende wijs geef je een bevel. In deze zinnen zit geen onderwerp. Je weet niet precies wie het zegt of doet. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm van het werkwoord.

Voorbeeld:

Ruim je kamer op!

Geef dat boek terug!

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de meeste werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maar..... let op de uitspraak -n

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
hij delet
B
hij delete
C
hij deletet

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
hij timde
B
hij timdde
C
hij timete
D
hij timede

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lastige vormen: -d of -dt

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d of met -dt schrijft. De regel is als volgt:

Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de ik-vorm

Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je ik-vorm + t:

Ik raad - hij raadt

vind jij - zij vindt


Tip: Vul het werkwoord 'lopen' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort of je een -t moet schrijven.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus: let op!
Gebruik -d: 
-> als onderwerp 'ik' is: ik laad mijn laptop op.
-> als jij/ je achter de persoonsvorm staat: 
Laad jij mijn laptop op?

Gebruik -dt: in alle andere, enkelvoudige gevallen 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maandag 4 april:
Spelling H4: opdr. 1 t/m 4

Week 16 > Toets







Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies