Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijkheidsstoornissen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
• De student:
1. kan uitleggen wat een persoonlijkheidsstoornis is.
2. kan het verschil benoemen tussen de 3 clusters en kan bij elk cluster de richtlijnen voor verpleegkundige zorg benoemen.
3. kan de 10 persoonlijkheidsstoornissen clusteren.
4. kan een korte beschrijving geven van de 10 persoonlijkheidsstoornissen.  

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijkheid
Ieder mens heeft z'n eigen persoonlijkheid.

Persoonlijkheid is een samenspel van gedachten, gevoelens en gedrag, het geheel van eigenschappen

Het komt tot uiting in GEDRAG


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Definitie van persoonlijkheidsstoornissen

  • Psychische aandoeningen waarbij iemand extreme variaties van 'gewone' karaktertrekken vertoont en zich daarom niet meer goed kan aanpassen aan de omgeving. (GGZ-richtlijnen)

Slide 5 - Tekstslide


  • Een persoonlijkheidsstoornis is een mentale gezondheidsaandoening die wordt gekenmerkt door langdurige patronen van gedrag, emoties en gedachten die afwijken van de norm en problemen veroorzaken in het functioneren van een individu en zijn relaties met anderen. (Chat GPT)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Diagnose
1. Het moet gaan om star en langdurig gedrag. 
2. Het gedrag wijkt erg af van wat 'gewoon' is. 
3. Komt tot uiting op tenminste 2 van de 4 terreinen:
     - cognitie (anders denken); achterdocht, negativiteit
     - affectiviteit (anders voelen); stemmingswisselingen
     - sociale contacten; conflicten, terugtrekgedrag
     - impulsbeheersing (emotie); agressie, verslaving

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaken van persoonlijkheidsstoornissen
  • Vaak een combinatie van aangeboren kwetsbaarheid en negatieve levenservaringen.
  • onveilige hechting 

Slide 9 - Tekstslide

Soorten persoonlijkheidsstoornissen
  • Tien persoonlijkheidsstoornissen verdeeld over drie clusters (A, B en C).

Slide 10 - Tekstslide

Clusters
Cluster A: Eigenaardig gedrag, vreemd, excentriek.
Vaak introvert, weinig sociale contacten. 

Cluster B: Emotioneel onvoorspelbaar gedrag.
Extreem emotioneel/dramatisch. Erg expressief. 

Cluster C: Angstig, nerveus en gespannen
Sociaal geremd, weinig zelfvertrouwen, afhankelijk




Slide 11 - Tekstslide

Indeling
Cluster A: paranoïde, schizoïde, schizotypisch

Cluster B: antisociaal, narcistisch, theatraal, borderline

Cluster C: vermijdend, afhankelijk, dwangmatig

Slide 12 - Tekstslide

Verpleegkundige aandachtspunten:
Cluster A:
  • Doseer frequentie en intensiteit van de contacten zorgvuldig.
  • Kies zoveel mogelijk voor continuïteit in de begeleiding.
  • Ga zorgvuldig om met afstand en nabijheid. Kies voor een enigszins afstandelijke en zakelijke benadering.
  • Accepteer onverschillig en/of ongeïnteresseerd gedrag in plaats van er de nadruk op te leggen.
  • Diep opmerkelijke gedachten en bizarre interesses niet uit met de zorgvrager.
  • Ga voorzichtig om met rituelen van de zorgvrager, hij heeft ze nodig.
  • Heb aandacht voor het risico op verwaarlozing, handel preventief en geef uitleg.






Slide 13 - Tekstslide

Verpleegkundige aandachtspunten:
Cluster B: 

  • Wees begripvol, geduldig en accepterend in je houding en reageer nuchter, zakelijk en vriendelijk zonder afwijzing.
  • Wees present, sta alleen terzijde, neem zo min mogelijk verantwoordelijkheden over.
  • Wees transparant en consequent in je handelen.
  • Bied veiligheid en bescherming door duidelijk grenzen aan te geven en voorspelbaar te zijn in je gedrag.
  • Wijs de zorgvrager niet af bij impulsief gedrag, maar geef handvatten om onderliggende gevoelens van angst en machteloosheid op een acceptabele manier te hanteren.








Slide 14 - Tekstslide

Verpleegkundige aandachtspunten:
Cluster C:
  • Wees je er steeds van bewust dat de zorgvrager zijn gedrag nodig heeft om zijn angst te reguleren en dat ingrijpen in zijn gedrag er direct of indirect voor kan zorgen dat zijn angst toeneemt.
  • Een geduldige, begripvolle houding is een vereiste, interventies die je inzet met de bedoeling om gedrag te beïnvloeden moet je doseren in kleine, overzichtelijke en haalbare stappen.
  • Elk succes van de zorgvrager, hoe klein ook, verdient je compliment. Benoem successen die je constateert en laat de zorgvrager weten dat je het goed van hem vindt.
  • Bied de zorgvrager structuur, maar laat voldoende ruimte voor zijn vaste regels en gewoonten.
  • Bespreek altijd vooraf wat de zorgvrager kan/moet veranderen en hoe hij zijn angst op een hanteerbaar niveau kan houden.
  • Richt je op de kwaliteiten en capaciteiten van de zorgvrager, vestig de aandacht op wat hij kan en stimuleer hem zijn kwaliteiten en capaciteiten in te zetten. Dit kan zijn zelfvertrouwen structureel laten toenemen.
  • Stap niet in de rol van ‘redder’, de zorgvrager schiet hier niks mee op. Bewaar de juiste afstand en voorkom dat je in tegenoverdrachtssituaties schiet.


Slide 15 - Tekstslide

Behandeling en begeleiding bij persoonlijkheidsstoornissen
  • Psychotherapie
  • Farmacotherapie
  • Sociaalpsychiatrische behandeling

Slide 16 - Tekstslide