In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
QUIZ hofcultuur
Slide 1 - Tekstslide
De hofcultuur speelt zich af in...
A
1943
B
de 16de en 17de eeuw
C
de 80 jarige oorlog
D
Frankrijk
Slide 2 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde
19e eeuw
Middeleeuwen
hofcultuur
Klassieke oudheid
Slide 3 - Sleepvraag
Welke twee kunststromingen zijn er binnen de HOFCULTUUR?
A
Grieken en Romeinen
B
Renaissance + Barok
C
Middeleeuwen + Renaissance
D
Classicisme + Romantiek
Slide 4 - Quizvraag
Renaissance betekent:
A
Vervormen
B
Verbeteren
C
Wedergeboorte
D
Terug naar de dood
Slide 5 - Quizvraag
Welke beschrijving hoort NIET bij de renaissance?
A
Het levensmotto wordt "memento mori"
B
Er komt nieuwe aandacht voor de klassieken
C
De homo universalis wordt het ideaalbeeld
D
Humanisten zijn belangrijke verspreiders
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een homo universalis (Uomo universale)?
A
hoogbegaafde wetenschapper
B
allesdoener en alleskenner
C
alleskunner en allesweter
D
hoogbegaafde kunstenaar
Slide 7 - Quizvraag
Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst
Slide 8 - Quizvraag
In de Renaissance maken kunstenaars veel schilderijen met:
A
Mythologische verhalen
B
Stilleven
C
Bijbelse verhalen
D
Portretten
Slide 9 - Quizvraag
Wat hebben de ideale verhoudingen van het menselijk lichaam te maken met de Romeinse architectuur?
A
Vitruvius wil gebouwen ontwerpen in de vorm van een lichaam
B
Vitruvius wilde dat gebouwen ook in ideale verhoudingen gebouwd werden
C
De romeinen hadden perfecte lichamen
D
Vitruvius wist niet of hij architect of arts wilde worden
Slide 10 - Quizvraag
Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie
Slide 11 - Quizvraag
Waar is de "David van Michelangelo" een mooi voorbeeld van?
A
Een beeld uit de klassieke oudheid
B
Contraposto houding
C
Een beeld uit de Barok
D
Moderne kunst
Slide 12 - Quizvraag
Welke bewerking over de commedia dell'arte is NIET waar:
A
stukken bestaan uit dans, zang, spel, mime en poezië
B
er zijn vaste personages die je kan herkennen aan hun maskers en dialecten
C
de tekst wordt geïmproviseerd
D
deze stukken worden vooral opgevoerd aan het hof
Slide 13 - Quizvraag
De renaissancetuin heeft verschillende doelen/functie. Wat is GEEN functie van de renaissancetuin?
A
De tuin incl. versieringen is een statussymbool en vertelt over de rijkdom, kennis en macht van de eigenaar
B
Esthetische functie: net als de villa voldoet de tuin ook aan de harmonieleer
C
De tuin was er als plaats voor ontspanning en vermaak. Er werden schouwspelen/ toernooien georganiseerd en er waren beeldenprogramma's.
D
De tuin wordt gezien als plek om af te spreken met je geliefde
Slide 14 - Quizvraag
Voor de hofdans en zeker het hofballet maakte de Kerk een uitzondering. waarom?
A
Een hofdans was meer een manier om waardig te bewegen dan een fysieke bezigheid.
B
Er was nauwelijks/geen lichamelijk contact tussen mannen en vrouwen.
C
Er werd een verhaal uitgebeeld met een mogelijk leerzame les of een boodschap.
D
Er dansten hovelingen aan mee.
Slide 15 - Quizvraag
Wat hoort NIET bij polyfone muziek
A
meerdere stemmen
B
elke stem heeft een eigen ritme
C
alle stemmen zijn gelijkwaardig
D
alle stemmen hebben dezelfde melodie
Slide 16 - Quizvraag
Dit muziekstuk is een:
A
monodie
B
madrigaal
C
mis
D
motet
Slide 17 - Quizvraag
welke zin over de polyfone muziek is WAAR?
A
in de late renaissance werd het minder complex
B
in de late renaissance veranderde er weinig
C
in de late renaissance werd het nog complexer
D
in de late renaissance maakte niemand meer muziek
Slide 18 - Quizvraag
Welke kunstenaar was naast schilder ook beeldhouwer, dichter, architect en wetenschapper?
A
Leonardo da Vinci
B
Botticelli
C
Michelangelo
D
Rafael
Slide 19 - Quizvraag
Welke compositievorm zie je in dit schilderij
A
rond
B
vierkant
C
rechthoek
D
driehoek
Slide 20 - Quizvraag
Het idee over schoonheid in de renaissance ligt vast in evenwichtig maatgebruik, zuivere symmetrie en afgewogen wiskundige verhoudingen. Welke twee woorden zijn sleutelwoorden hiervoor?
A
Centraal Perspectief en symmetrie
B
Harmonie en evenwicht
C
Symmetrie en harmonie
D
Geometrie en evenwicht
Slide 21 - Quizvraag
Hoe kan je de reformatie terug zien in dit schilderij?
A
Een paar mensen zijn in de bijbel aan het lezen.
B
De mensen zijn bezig met wetenschap en meetkunde
C
Ze zijn in een kerk
D
De kleding ziet er duur uit
Slide 22 - Quizvraag
Op het schilderij zie je dat er een anatomie les gegeven wordt. Wat is de belangrijkste reden waarom deze les gegeven kon worden in die tijd?
A
Het humanisme stond centraal in die tijd en daarom wilde mensen onderzoek gaan doen om erachter te komen hoe alles werkt.
B
C
De man was een crimineel dus zijn lichaam mocht gebruikt worden voor de wetenschap.
Slide 23 - Quizvraag
In de tijd van de hoven en hovelingen in de 16e-17e eeuw werden er grote festiviteiten gehouden. Wat zijn de gelijkenissen tussen de intermezzi en de stravaganza?
A
De intermezzi en de stravaganza worden allebei opgericht door de adellijke familie van het hof die hun roem willen laten zien aan de andere rijke families.
B
De intermezzi en de stravaganza betekent dat er een pauzes zijn tussen een festiviteit, dinner.
C
De gelijkenis tussen de Stravaganza en de Intermezzi zijn ontstaan door de reformatie.
D
De intermezzi en de stravaganza werden allebei opgericht als beeld van de renaissance.
Slide 24 - Quizvraag
Had de wetenschap een effect op de kunst?
A
Ja, het verbetert hoe de natuur werd afgebeeld
B
Ja, het verbeterde het perspectief en de weergave van menselijke lichamen
C
Nee, alles wat ze toen deden was perfect
D
Ja, want het verbeterde alleen het perspectief
Slide 25 - Quizvraag
Wat was het doel van Maarten Luther dat leidde tot het begin van de reformatie?
A
hij wilde het protestantisme in de kerk overbrengen
B
hij wilde zich verzetten tegen de woorden van de bijbel
C
hij wilde dat het kopen van aflaten gestimuleerd werd
D
hij wilde de kerk terugbrengen naar de basis
Slide 26 - Quizvraag
Welke uitspraken horen NIET bij het ‘mecenaat’?
A
Kunstenaars bepalen zelf wat voor kunst ze maken en verkopen dit meestal aan de elite.
B
Hovelingen moesten belasting betalen voor het mecenaat.
C
Wetenschappers en kunstenaars werken langdurig voor hetzelfde hof.