1.17 Correcte zinnen maken

Programma
Terugblik les (Quiz)
Uitleg nieuwe theorie
Aan het werk...
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
Terugblik les (Quiz)
Uitleg nieuwe theorie
Aan het werk...

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt de pincode beter niet op je bankpas schrijven. Benoem de werkwoorden in een zin.
A
Kunt
B
Kunt en schrijven
C
Schrijven en bankpas
D
Pincode, kunt en je

Slide 2 - Quizvraag

Jan legde het boek op de bovenste plank van de kast. Benoem de werkwoorden.
A
Legde
B
Legde en plank
C
Plank en Jan
D
Legde en bovenste

Slide 3 - Quizvraag

Wij hebben de hele zomer aardbeien uit onze eigen tuin gegeten. Benoem de werkwoord(en).
A
Hebben en aardbei
B
Gegeten en eigen
C
Wij en hele
D
Hebben en gegeten

Slide 4 - Quizvraag

De Nachtwacht is het bekendste schilderij in het Rijksmuseum. Benoem de werkwoord(en).
A
Bekendste en schilderij
B
Schilderij en De Nachtwacht
C
Is
D
Is en Rijksmuseum

Slide 5 - Quizvraag

Het gebruik komt uit Amerika. Benoem de werkwoord(en).
A
Gebruik
B
Komt en gebruik
C
Amerika en gebruik
D
Komt

Slide 6 - Quizvraag

Malou wacht op haar vriendin in de fietsenstalling. Benoem het werkwoord + de zelfstandige naamwoorden.
A
Malou, wacht, vriendin, fietsenstalling
B
Malou, vriendin, de
C
Wacht, haar, vriendin
D
Fietsenstalling, in, haar

Slide 7 - Quizvraag

De winkels hangen vol met de nieuwste herfstmode. Benoem het werkwoord + de zelfstandige naamwoorden.
A
Nieuwste, herfstmode, vol, hangen
B
De, winkels, de, nieuwste
C
met, vol, de
D
Hangen, winkels, herfstmode

Slide 8 - Quizvraag

Formuleren h1 (blz. 35)
Doel: aan het einde van de les kan iedereen goede zinnen maken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Goede zinnen maken
• Ik ga niet mee naar de bios en mijn zakgeld is op. --> Twee korte zinnen, 1 zin door verbindingswoord
• Verbindingswoorden --> doordat, omdat, maar, nadat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra, en.
• Voor het verbindingswoord komt altijd een komma.
• Voor het verbindingswoord 'en' zet je nóóit een komma!

Ik ga niet mee naar de bios, omdat mijn zakgeld op is.

Slide 11 - Tekstslide

Aan het werk....


  • Beginnen met formuleren hoofdstuk 1 (blz. 35) --> 1 t/m 4
|>nieuw onderdeel. Dus noteer dit ook in je schrift!
  • Klaar? Naar het oefenboek op blz. 15 --> 1 t/m 5
  • Klaar? Lezen of naar www.jufmelis.nl

Slide 12 - Tekstslide