Les 2.2.2 Reactievergelijkingen kloppend maken

Les 2.2.3 Reactievergelijkingen opstellen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2.2.3 Reactievergelijkingen opstellen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Inleveren practicum 2.2
  • Nakijken opdracht 1, 2 en 3 blz 71
  • Reactievergelijkingen opstellen


Slide 2 - Tekstslide

1
  • a) De faseaanduiding geeft de toestand van een stof weer, zoals gasvormig, vloeibaar, vast of in water opgelost.
  • b) (g) gasvormig
  •      (l) vloeibaar
  •       (s) vast
  •       (aq) opgelost in water

Slide 3 - Tekstslide

2
  • a) De coëfficiënt geeft het aantal moleculen aan.
  • b) Omdat daarmee de molecuulformule verandert en er dan dus ook een andere stof bedoeld wordt.
  • c) Een reactievergelijking is vereenvoudigd als de coëfficiënten in de vergelijking in zo klein mogelijke gehele getallen worden weergegeven.

Slide 4 - Tekstslide

3

Slide 5 - Tekstslide

3

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven.
Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven.
Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
  • Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
  • Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!).
Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven.
Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven.
Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
  • Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
  • Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!).
Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld (schrijf mee in je boekje)
Het roesten van ijzer met zuurstof tot roest (roest = Fe2O3)
 


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld (schrijf mee in je boekje)
Het roesten van ijzer met zuurstof tot roest (roest = Fe2O3)
 

Antwoord:
  • RS: ijzer + zuurstof --> roest
  • RV: …Fe + … O2 --> … Fe2O3
  • RV: 4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3

Slide 10 - Tekstslide

Maken: 
  • Boekje: werkblad ‘’zelf een reactievergelijking opstellen'' blz 7 en 8
  • Klaar? Maken: 4 t/m 7 (blz 71)

Slide 11 - Tekstslide

4
  • a) 2 C4H10(g) + 13 O2(g) → 8 CO2(g) + 10 H2O(l)
  • b) H2(g) + Cl2(g) → 2 HCl(l)
  • c) C6H12O6(aq) + 6 O2(g) → 6 CO2(g) + 6 H2O(l)

Slide 12 - Tekstslide

5
  • a) CaC2(s) + H2O(l) → C2H2(g) + CaO(s)
  • b) 2 C2H2(g) + 5 O2(g) → 4 CO2(g) + 2 H2O(l)

Slide 13 - Tekstslide

6
  • a) koolstoftetrachloride
  • b) CCl4(l) + 4 Na(s) → C(s) + 4 NaCl(s)

Slide 14 - Tekstslide

7
  • a) Koolstofdisulfide bevat geen waterstofatomen en geen zuurstofatomen die na de reactie wel in de gevormde moleculen voorkomen. Het ligt dus voor de hand om aan te nemen dat water ook een beginstof is in deze reactie, omdat deze stof beide atoomsoorten bevat. 
  • b) CS2(aq) + 2 H2O(l) → 2 H2S(g) + CO2(g)
  • c) CS2(g) + 3 O2(g) → CO2(g) + 2 SO2(g)
  • d)  H2S(g) + 2 O2(g) → H2SO4(l)

Slide 15 - Tekstslide