Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.
Coëfficiënt: geeft aantal moleculen in totaal weer.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven. Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven. Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!). Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!
Slide 7 - Tekstslide
Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven. Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven. Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!). Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Werken in je boekje!
Vanaf blz 3!
Klaar? Maken opdracht 2 t/m 8 (vanaf blz 79)
Slide 17 - Tekstslide
Werken in je boekje!
Vanaf blz 3!
Klaar? Maken opdracht 2 t/m 8 (vanaf blz 79)
Slide 18 - Tekstslide
2
a) suiker of sacharose
b) zuurstof
c) Neon
Slide 19 - Tekstslide
3
a) 6
b) 1, maar deze schrijf je niet op.
Slide 20 - Tekstslide
4
a) Bij een reactie verdwijnen de beginstoffen.
b) De moleculen worden afgebroken.
c) De atomen blijven behouden, ze hergroeperen zich tot nieuwe moleculen.
d) Een reactievergelijking is kloppend als links en rechts van de pijl evenveel atomen van elke soort staan. Een reactievergelijking is kloppend als er sprake is van atoombalans.
e) wel, niet
Slide 21 - Tekstslide
5
a) Het getal voor de formule is de coëfficiënt, dus voor sacharose en water het niet-geschreven getal 1 en voor glucose het getal 2. De uitdrukking bevat in totaal dus drie coëfficiënten.
b) 6, 12 en 6
c) twee moleculen glucose per één molecuul sacharose
d) 2 × 12 = 24
e) 2 × (6 + 12 + 6) = 48
Slide 22 - Tekstslide
7
a) de formule van water is H2O(l)
b) de formule van zuurstof is O2
c) Halve moleculen bestaan niet. In de vergelijking mogen geen gebroken getallen staan.
d) Het aantal waterstofatomen links en rechts van de reactiepijl is niet aan elkaar gelijk.
e) De formule van waterstof is H2(g) en de formule van water is H2O(l).
f) Het aantal zuurstofatomen links en rechts van de reactiepijl is niet aan elkaar gelijk.
Slide 23 - Tekstslide
8a
Slide 24 - Tekstslide
8a
Slide 25 - Tekstslide
8b en c
b) De reacties 2, 4, 5, 6, 8, 9 en 12 bevatten drie atoomsoorten, de andere reacties bevatten er twee.
c) Welke reactie(s) is/zijn verbrandingsreacties? De reacties 1, 2, 4, 6, 9 en 10.